ECLI:NL:CRVB:2010:BO8545

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1388 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling procesbelang in hoger beroep door het Centraal Administratiekantoor

In deze zaak heeft het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 11 januari 2010. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van CAK van 16 februari 2009 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. CAK stelde dat het bezwaar van betrokkene terecht kennelijk ongegrond was verklaard, omdat het CAK op basis van de regelgeving moest uitgaan van de juistheid van de door Vektis geleverde gegevens. De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de vraag behandeld of CAK voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.

De Raad concludeert dat CAK onvoldoende procesbelang heeft, omdat de rechtbank al had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat CAK met zijn hoger beroep geen resultaat kan bereiken dat voor hem feitelijk betekenis heeft. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk verklaard en CAK veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op € 42,30 aan reiskosten. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

10/1388 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 11 januari 2010, 09/264 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 22 december 2010
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 8 december 2010. CAK is met voorafgaand bericht niet verschenen. Betrokkene is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 31 december 2008 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 16 februari 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 31 december 2008 kennelijk ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 16 februari 2009 wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigd besluit in stand blijven. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken is dat de berekening van CAK, dat betrokkene in de jaren 2006 en 2007 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen - maar 144 - van de werkzame stof risperidon afgeleverd heeft gekregen, onjuist is. Betrokkene is in deze jaren terecht niet in een farmaceutische kostengroep ingedeeld waardoor zij niet aan de voorwaarden voor compensatie voldoet.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het bezwaar van betrokkene terecht kennelijk ongegrond is verklaard, omdat het CAK op grond van de toepasselijke regelgeving uit moet gaan van de juistheid van de door Vektis geleverde gegevens. Een hoorzitting kan vanuit dit perspectief niets toevoegen aan de beoordeling van het bezwaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 16 februari 2009 geheel in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad acht ten slotte termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van de proceskosten van betrokkene, welke worden gesteld op € 42,30 aan reiskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt CAK in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 42,30 aan reiskosten;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 447,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. de Jong.
KR