[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 29 april 2010, 08/3301 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2010
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2010. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.
1.1. Bij besluit van 6 juni 2000 zijn aan appellant betaalde voorschotten op de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) over de periode van 16 februari 1998 tot 22 december 1999 teruggevorderd tot een bedrag van f 74.189,79 (€ 33.665,86). Na gemaakt bezwaar heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van 13 maart 2001 de terugvordering gehandhaafd. Appellant heeft hiertegen geen beroep ingesteld zodat de terugvordering in rechte onaantastbaar is geworden.
1.2. Vanaf 1 december 2001 heeft appellant voldaan aan zijn terugbetalingsplicht en heeft verrekening plaatsgevonden met zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In verband met de verlaging van de WAO-uitkering per 23 mei 2004 is de verrekening ingaande 1 juni 2004 gestaakt.
1.3. Na inkomensonderzoeken in 2005 en 2006 is vastgesteld dat appellant geen financiële ruimte had zodat de verrekening niet is hervat. Een door appellant gedaan verzoek om kwijtschelding van de restantschuld ten bedrage van € 15.200,59 is bij besluit van 21 december 2006 door het Uwv afgewezen.
1.4. In 2008 is door het Uwv opnieuw een inkomens- en vermogensonderzoek ingesteld en op 26 augustus 2008 is aan appellant een besluit tot invordering van het bedrag in één keer toegezonden, waartegen appellant bezwaar heeft gemaakt. Bij besluit van 25 september 2008 is aan appellant meegedeeld dat invordering zal plaatsvinden door een bedrag van € 422,23 per maand te verrekenen met zijn WAO-uitkering ingaande 1 oktober 2008. Ook tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt. Bij de beslissing op bezwaar van 23 oktober 2008 (het bestreden besluit) zijn de bezwaren van appellant tegen de twee hiervoorgenoemde besluiten na heroverweging gegrond verklaard. Door het Uwv is berekend dat appellant per 1 oktober 2008 € 54,78 per maand dient te betalen en dat dit bedrag zal worden verrekend met de WAO-uitkering.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de vraag of het Uwv terecht en op goede gronden heeft besloten een bedrag van € 54,78 per maand te verrekenen met de WAO-uitkering van appellant ter betaling van het terug te vorderen bedrag bevestigend beantwoord.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden herhaald, die erop neerkomen dat van hem geen terugbetaling kan worden verlangd van dat deel van de uitkering waarmee hij indertijd in het levensonderhoud van zijn ex-vrouw en de bij haar wonende kinderen heeft voorzien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vooraf stelt de Raad vast dat appellant hoger beroep heeft ingesteld van een door de rechtbank te Alkmaar gegeven uitspraak, hoewel de behandeling van de zaak van appellant behoort tot de competentie van de rechtbank te Amsterdam. Als gevolg van een bestaand samenwerkingsverband tussen de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Alkmaar, dat er - kort gezegd - op neerkomt dat de rechtbank Alkmaar jaarlijks een aantal sociale verzekeringszaken behandelt die tot de competentie van de rechtbank Amsterdam behoren, is de zaak van appellant feitelijk en conform de afspraak, in behandeling genomen door de rechtbank Alkmaar. De behandeling ter zitting van de rechtbank heeft, zoals uit de samenwerking voortvloeide, plaatsgevonden in Amsterdam. De uitspraak is echter door de rechtbank Alkmaar gedaan. In de gegeven omstandigheden, ervan uitgaand dat dit laatste op een administratieve vergissing berust, ziet de Raad, in lijn met de door partijen ter zitting geuite wens, aanleiding om met toepassing van artikel 28 van de Beroepswet de onbevoegdheid van de rechtbank Alkmaar voor gedekt te verklaren en de aangevallen uitspraak als bevoegdelijk gedaan aan te merken.
4.2. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of de rechtbank kan worden gevolgd in haar oordeel over het bestreden besluit. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend en stelt zich achter hetgeen in de aangevallen uitspraak met betrekking tot de vaststelling van de maandelijkse aflossingscapaciteit is overwogen.
4.3. Ter zitting heeft appellant benadrukt dat hij het onbillijk vindt dat de (voorschot)WW-uitkering door het Uwv volledig van hem wordt teruggevorderd terwijl de indertijd ontvangen bedragen ook ten goede zijn gekomen aan zijn ex-vrouw en kinderen. Daargelaten dat appellant met dit betoog miskent dat een onverschuldigd betaalde uitkering wordt teruggevorderd van degene aan wie die uitkering betaalbaar is gesteld, moet de Raad vaststellen dat het betoog van appellant niet de vaststelling van de aflossingscapaciteit betreft, maar het bedrag van de terugvordering, dat in rechte vaststaat.
4.4. Evenmin ter beoordeling van de Raad staat of appellant met hetgeen hij in hoger beroep naar voren heeft gebracht in aanmerking komt voor kwijtschelding van het restantbedrag van de terugvordering. Appellant kan ter zake een verzoek bij het Uwv indienen, waarbij hij erop kan wijzen dat hij van december 2001 tot en met mei 2004 en opnieuw sinds oktober 2008 (in totaal ruim 4,5 jaar) aan zijn maandelijkse aflossings-verplichtingen voldoet. Hierbij valt op dat de onderbreking veroorzaakt lijkt te zijn door een daling van de inkomsten van appellant.
4.5. Het voorgaande leidt ertoe dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get) M.A. van Amerongen.