[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 juli 2009, 08/6109 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2010
Namens appellant heeft mr. M. Tracey, werkzaam bij ARAG-Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2010. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen mr. W.P.F. Oosterbos.
1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als voltijds productiechef. Voor deze werkzaamheden is hij op 9 september 1997 uitgevallen wegens rugklachten.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellant met ingang van 8 september 1998 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.3. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 16 juni 2008 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 18 augustus 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. In de bezwaarfase is onderzoek verricht door bezwaarverzekeringsarts M.E.J. van Hooff. Deze arts is bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft dossierstudie verricht, waarbij hij kennis heeft genomen van de door appellant tijdens de bezwaarprocedure overgelegde brief van de huisarts van 14 september 2008 en de daarbij gevoegde brieven van neuroloog H.B.C. Verbiest. Na weging van de beschikbare medische gegevens heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 15 september 2008 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 mei 2008. Vervolgens heeft bezwaararbeidsdeskundige W. Heijmans de geselecteerde functies opnieuw beoordeeld en in zijn rapport van 11 november 2008 geconcludeerd dat één functie komt te vervallen. Er blijven echter voldoende functies over om de schatting op te baseren, waarbij het verlies aan verdiencapaciteit 63,16% bedraagt. Dienovereenkomstig heeft het Uwv bij besluit van 13 november 2008 (hierna: het bestreden besluit) het besluit van 16 juni 2008 gehandhaafd.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest en berust het bestreden besluit op een voldoende medische grondslag. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door appellant gestelde klachten, waaronder de rugklachten. Appellant heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij meer of andere beperkingen heeft dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 15 september 2008 voldoende duidelijk gemotiveerd waarom een urenbeperking naast de bestaande medische beperkingen voor appellant niet aan de orde is. De rechtbank kan zich dan ook vinden in de FML van 16 mei 2008.
3.2. Met betrekking tot de aan de schatting ten grondslag gelegde functies heeft de rechtbank overwogen dat de signaleringen bij de geduide functies door de (bezwaar)arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk en verifieerbaar zijn toegelicht. Met deze toelichting heeft de rechtbank de functiebelasting van de geduide functies vergeleken met de door de het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant, zoals weergegeven in de FML van 16 mei 2008. De rechtbank is voldoende overtuigd dat de medische beperkingen van appellant in de functies van productiemedewerker industrie (sbc-code 111180), productiemedewerker assemblage (sbc-code 264140) en wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) niet worden overschreden.
4. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant de in beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Deze komen erop neer dat het Uwv de belastbaarheid van appellant heeft overschat. Dientengevolge acht appellant zich niet in staat tot het verrichten van de geduide functies.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Appellant heeft in hoger beroep alleen gronden aangevoerd die ook reeds in beroep zijn aangevoerd en die door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Uit hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, blijkt niet waarom het oordeel van de rechtbank onjuist zou zijn. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank op juiste wijze uiteengezet waarom de beroepsgronden niet slagen. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit en de overwegingen die daartoe hebben geleid. Hij onderschrijft ook het oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant in medisch opzicht geschikt te achten zijn.
5.3. Dat betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get.) M.A. van Amerongen.