ECLI:NL:CRVB:2010:BO7960

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6530 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ongewijzigde voortzetting van WAO-uitkering op basis van voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die in eerste instantie een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft ontvangen. Appellant, die als timmerman werkte, is sinds 30 oktober 1991 arbeidsongeschikt door lage rugklachten. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is hem per 28 oktober 1992 een WAO-uitkering toegekend, laatstelijk vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. In januari 2007 heeft appellant zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 7 juni 2007 besloot de WAO-uitkering ongewijzigd voort te zetten.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna een medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er geen medische argumenten waren om af te wijken van de eerder vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de argumenten van appellant herhaald, waarbij hij stelde dat het Uwv de belastbaarheid heeft overschat. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de belastbaarheid van appellant correct is vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/6530 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 oktober 2008, 08/619 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.G.M. van der Meer, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van 6 februari 2009 van zijn bezwaarverzekeringsarts.
Bij ongedateerde brief, ontvangen door de Raad op 4 november 2010, heeft appellant informatie van een anesthesioloog ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2010. Appellant is in persoon verschenen, vergezeld door K. Jagersma. Namens het Uwv is verschenen mr. A.I. Damsma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als timmerman. Voor deze werkzaamheden is hij op 30 oktober 1991 uitgevallen wegens lage rugklachten.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellant met ingang van 28 oktober 1992 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
1.3. Appellant heeft zich op 27 januari 2007 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 7 juni 2007 de WAO-uitkering van appellant ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid 15 tot 25%. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. Het medisch onderzoek in de bezwaarfase is verricht door bezwaarverzekeringsarts L.J. Zwemer. Na weging van de beschikbare medische gegevens heeft deze arts in zijn rapport van 1 oktober 2007 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 maart 2007. Vervolgens heeft bezwaararbeidsdeskundige P. de Groot de geselecteerde functies opnieuw beoordeeld en in zijn rapport van 6 februari 2008 geconcludeerd dat één van de geduide functies komt te vervallen. Er blijven echter voldoende functies over om de schatting op te baseren, waarbij het verlies aan verdiencapaciteit 19,73% bedraagt. Het Uwv heeft bij besluit van 7 februari 2008 (hierna: bestreden besluit) zijn besluit van 7 juni 2007 gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het besluit op een voldoende medische grondslag berust. Wat betreft de aan de schatting ten grondslag gelegde functies heeft de rechtbank overwogen dat de signaleringen bij de geduide functies door het Uwv voldoende inzichtelijk en verifieerbaar zijn toegelicht. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van vleeswarenmaker, visverwerker (sbc-code 271070), loketbediende (sbc-code 316011) en bezorger pakketten, tijdschriften (sbc-code 111230) in medisch opzicht voor appellant ongeschikt te achten.
4. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant de in beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Deze komen erop neer dat het Uwv de belastbaarheid van appellant heeft overschat. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst appellant naar een brief van 25 oktober 2007 van reumatoloog dr. G.A.W. Bruyn en een verwijsbrief van 20 april 2008 van huisarts H.A. Goudsmit voor de psychiater. Nu zijn belastbaarheid niet juist is vastgesteld, acht appellant zich evenmin in staat tot het verrichten van de geduide functies.
5.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2. De Raad heeft in hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht geen aanleiding gezien over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Tevens blijkt uit de in het dossier aanwezige medische gegevens niet dat het Uwv de belastbaarheid van appellant heeft overschat. Daaraan voegt de Raad toe dat bezwaarverzekeringsarts Zwemer in zijn in hoger beroep ingebrachte rapport van 6 februari 2009 voldoende heeft gemotiveerd waarom de in overweging 4 vermelde brieven van de reumatoloog en de huisarts geen aanleiding geven om verdergaande beperkingen aan te nemen. De ingezonden brief van 22 oktober 2009 van anesthesioloog E.E. Vegt geeft daartoe evenmin aanleiding, aangezien deze brief dateert van ruim twee jaar na de datum in geding en geen nieuwe medische bevat die een ander licht werpen op de belastbaarheid van appellant indertijd.
5.3. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant in medisch opzicht niet geschikt te achten zijn.
5.4. Uit de overwegingen 5.2 en 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get.) M. Greebe.
(get.) M.A. van Amerongen.
CVG