ECLI:NL:CRVB:2010:BO7909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2010, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 januari 2008 ongegrond werd verklaard. Dit besluit hield in dat de WAO-uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, werd herzien naar een mate van 55 tot 65% met ingang van 5 juni 2006. De rechtbank oordeelde dat het besluit van het Uwv op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 17 september 2010, waarbij appellante aanwezig was, maar het Uwv zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft de bevindingen van de deskundige, psychiater dr. H.N. Sno, die de medische situatie van appellante had onderzocht, gevolgd. Dr. Sno concludeerde dat appellante verdergaand beperkt was dan het Uwv had aangenomen en dat er een urenbeperking moest worden geïndiceerd.
Appellante betwistte de conclusies van dr. Sno en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische informatie, met name met betrekking tot de ziekte van Pfeiffer. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had overwogen dat het oordeel van de onafhankelijke deskundige gevolgd moest worden, tenzij er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De Raad vond geen dergelijke omstandigheden en bevestigde de conclusie van de rechtbank dat het besluit van het Uwv op een deugdelijke basis was genomen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2010.