ECLI:NL:CRVB:2010:BO7603
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- A.J. Schaap
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van psychische klachten in relatie tot het overlijden van een ouder onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1944 in het voormalige Nederlands-Indië, in december 2008 een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) aangevraagd. De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft vastgesteld dat appellant zelf geen vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan. De verweerster heeft onderzocht of appellant gelijkgesteld kan worden met vervolgden, gezien het overlijden van zijn vader op 27 december 1944 in kamp Bangkong te Semarang. In een besluit van 23 juli 2009 heeft verweerster geconcludeerd dat de psychische klachten van appellant niet redelijkerwijs aan het overlijden van zijn vader kunnen worden toegeschreven. Dit standpunt is in het bestreden besluit gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de psychische klachten van appellant vooral voortkomen uit de omstandigheden van zijn jeugd, zoals het gemis van een vaderfiguur en de problematische opvoeding na het overlijden van zijn vader. De Raad heeft overwogen dat er geen direct verband is tussen de psychische klachten en het overlijden van de vader, maar dat deze klachten eerder het gevolg zijn van indirecte factoren, zoals de opvoeding door stiefouders en de scheiding van zijn moeder.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat zijn klachten wel degelijk verband houden met het overlijden van zijn vader, niet gevolgd. De Raad baseert zijn oordeel op rapporten van geneeskundige adviseurs die hebben aangegeven dat de jeugdervaringen van appellant de belangrijkste oorzaak zijn van zijn psychische problemen. Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard, waarmee het standpunt van de verweerster is bevestigd.