ECLI:NL:CRVB:2010:BO7531

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-699 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit Uwv inzake Wajong-uitkering na ontoereikende arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv om zijn Wajong-uitkering te weigeren ongegrond verklaarde. Appellant, geboren op 24 maart 1963, had op 22 mei 2007 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat appellant niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de door het Uwv geduide functies passend waren voor appellant.

Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank het medisch onderzoek ten onrechte niet onzorgvuldig had geacht. Hij stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de geduide functies niet geschikt waren, onder andere vanwege het risico op lichamelijk letsel in de functies metaalsorteerder machinaal en schoonmaker algemeen, en vanwege zijn kleurenblindheid in de functie van medewerker keuken.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de functies metaalsorteerder machinaal, schoonmaker algemeen en medewerker keuken niet aan de schatting ten grondslag hadden mogen worden gelegd. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit op een ontoereikende arbeidskundige grondslag berustte en vernietigde zowel de aangevallen uitspraak als het besluit van het Uwv. De Raad bepaalde dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van appellant en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.127,-.

Uitspraak

09/699 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 januari 2009, 08/2170 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Frerix voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. van de Berkt.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het Uwv heeft bij brief van 28 april 2010 nadere rapportages van respectievelijk bezwaarverzekeringsarts J.A.M.M. Sijben en bezwaararbeidsdeskundige S. Breunissen toegestuurd.
Appellant heeft hierop gereageerd bij brief van 4 juni 2010, waarna bezwaararbeidsdeskundige P.G. Reijnen een nadere rapportage heeft uitgebracht.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 november 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Frerix voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant, geboren op 24 maart 1963, heeft op 22 mei 2007 een aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Deze uitkering is hem bij besluit van 8 november 2007 met ingang van 24 maart 1981 geweigerd op de grond dat uit verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is gebleken dat appellant vanaf zijn 17e jaar niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, omdat hij in staat was om met zijn beperkingen gangbare arbeid te verrichten en daarmee ongeveer 100% te verdienen van hetgeen de aan hem gelijksoortige gezonde persoon zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen dit besluit bij beslissing op bezwaar van 22 april 2008 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig is geweest en dat daaraan ook anderszins geen gebreken kleefden. De rechtbank overwoog tevens dat appellant zijn stellingen dat hij vanwege zijn klachten, die vanaf zijn vroege jeugd bestaan, onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, niet met nadere medische stukken heeft onderbouwd. De rechtbank achtte de door arbeidsdeskundige N.J. Melkert geduide functies, welke door deze arbeidsdeskundige zijn besproken met verzekeringsarts P.L.H. Janssen, passend voor appellant, mede gelet op de nadere motivering van bezwaararbeidsdeskundige H.A.M. Eekhoudt, dat de geduide functies alle eenvoudige (produktie)functies zijn die per de datum in geding voorkwamen op de arbeidsmarkt.
3. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat de rechtbank het medisch onderzoek ten onrechte niet onzorgvuldig heeft geacht. Hierbij heeft appellant erop gewezen dat het dossier geen medische gegevens van vóór 1994 bevat. Appellant meent dat zijn beperkingen zijn onderschat. Volgens hem is hij vanaf zijn 17e verjaardag op grond van medische beperkingen niet in staat om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten en is hij vanaf dat moment onafgebroken arbeidsongeschikt geweest. Appellant acht de geduide functies voor hem niet geschikt. In dit kader heeft hij vooral gewezen op het risico van het toebrengen van lichamelijk letsel aan anderen in de functies metaalsorteerder machinaal en schoonmaker algemeen en op het met betrekking tot de functie van medewerker keuken bestaande bezwaar van kleurenblindheid.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1. Appellant is naar aanleiding van zijn Wajong-aanvraag onderzocht door de voor het Uwv werkzame verzekeringsarts P.L.H. Janssen. Deze heeft appellant op haar spreekuur gezien, het dossier bestudeerd en informatie ingewonnen bij de huisarts van appellant. Genoemde verzekeringsarts heeft in haar rapportages van 21 augustus 2007 en 2 oktober 2007 de diagnose antisociale persoonlijkheid gesteld. Appellant is volgens deze verzekeringsarts aangewezen op werkzaamheden waarbij conflicthantering geen onderdeel uitmaakt van de arbeidstaken en samenwerken zoveel mogelijk vermeden wordt. Appellant duldt, aldus de verzekeringsarts, geen kritiek en zal autoritair gedrag niet dulden. Op de functionele mogelijkhedenlijst (FML) zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren.
4.2. In het kader van de bezwaarprocedure heeft bezwaarverzekeringsarts J.A.M.M. Sijben het dossier bestudeerd en zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 16 april 2008. Daarin is onder meer het volgende vermeld: “Duidelijk is er sprake van een beperkt persoonlijk en sociaal functioneren. Belanghebbende is aangewezen op werk met een goede begeleiding. Zijn zelfstandigheid is beperkt. In het werk zou een zekere mate van vrijheid gewenst zijn. Een strak gestructureerde baan welke hiërarchisch wordt aangestuurd zal problemen geven. Belanghebbende heeft een gestoorde conflicthantering en is niet in staat zijn gevoelens adequaat te uiten. Belanghebbende is sterk beperkt ten aanzien van het samenwerken. Er is rekening te houden met een beperkte taalvaardigheid.” De bezwaarverzekeringsarts zag geen reden om de FML aan te scherpen.
4.3. Naar aanleiding van de schorsing van het onderzoek ter zitting van de Raad van 13 januari 2010 heeft het Uwv bij brief van 28 april 2010 een nadere rapportage van bezwaarverzekeringsarts J.A.M.M. Sijben toegestuurd waarin aandacht is besteed aan de betekenis van de in de rapportage van 16 april 2008 aangebrachte nuanceringen met betrekking tot het werk waarop appellant is aangewezen. Gesteld is dat de in de FML benoemde beperkingen volledig gerespecteerd moeten worden.
4.4. Gelet op deze nadere motivering ziet de Raad geen aanleiding om het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig te achten, noch om de juistheid van de conclusie daarvan in twijfel te trekken. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen zijn onderschat niet heeft onderbouwd met medische gegevens.
4.5. Arbeidsdeskundige N.J. Melkert heeft op basis van het zogenoemde CBBS-systeem een aantal functies geselecteerd die zijn berekend op de krachten en bekwaamheden van appellant en volgens hem door appellant kunnen worden uitgevoerd indien die zich inzet om tot een goed resultaat te komen. Daarover heeft hij overleg gevoerd met verzekeringsarts Janssen. Het gaat hier om de functies machinaal metaalsorteerder, medewerker keuken, chauffeur distributie en schoonmaker algemeen. De eveneens geselecteerde functie van voorbewerker groente en fruit heeft de arbeidsdeskundige niet aan de schatting ten grondslag gelegd, omdat op die werkplek waarschijnlijk gereedschappen aanwezig zijn waarmee appellant anderen gemakkelijk letsel kan toebrengen. Uitgaande van genoemde functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellant berekend op nihil.
4.6. In het kader van de bezwaarprocedure heeft bezwaararbeidsdeskundige J. Kijvekamp het dossier bestudeerd en op basis daarvan in zijn rapporten van 9 april 2008 en 7 mei 2009 het standpunt ingenomen dat de geduide functies alle passend zijn voor appellant en dat er geen sprake is van verlies aan verdienvermogen. Voor zover in de functies medewerker keuken en chauffeur distributie ‘probleemoplossen’ voorkomt heeft de bezwaararbeidsdeskundige gesteld dat appellant in staat is de in die functies voorkomende problemen op te lossen omdat deze doorgaans van praktische aard zijn. Bezwaararbeidsdeskundige H.A.M. Eekhoudt is in haar rapport van 22 april 2008 tot dezelfde conclusie gekomen.
4.7. Het Uwv bij zijn in 4.3 genoemde brief van 28 april 2010 een rapportage overgelegd van bezwaararbeidsdeskundige S. Breunissen van 21 april 2010, welke mede door bezwaarverzekeringsarts Sijben is ondertekend. Hierin is geconcludeerd dat de functie van chauffeur distributie bij nader inzien niet passend is voor appellant, omdat in die functie 65% van de werktijd rijdend wordt doorgebracht, het verkeer vele situaties kent die in potentie tot een conflict kunnen leiden en appellant een ‘kort lontje’ heeft.
4.8. Het vervallen van de functie chauffeur distributie leidt ertoe dat thans nog de functies metaalsorteerder machinaal, schoonmaker algemeen en medewerker keuken aan de schatting ten grondslag liggen. Zoals in 3 al aangegeven heeft appellant in hoger beroep betoogd dat ook deze functies niet passend zijn. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
4.9. Uit de omschrijving van de functie schoonmaker algemeen blijkt dat onder meer met een steekmesje ingelopen vuil moet worden verwijderd, indien mogelijk. Het Uwv heeft niet overtuigend gemotiveerd dat deze functie uit een oogpunt van het risico anderen letsel toe te brengen zodanig verschilt van de niet passend geachte functie van voorbewerker groente en fruit, dat deze wel passend is te achten voor appellant. De Raad komt tot eenzelfde oordeel met betrekking tot de functie metaalsorteerder machinaal. Ook in die functie is er contact met materialen waarmee gemakkelijk aan anderen lichamelijk letsel kan worden toegebracht. De stelling van het Uwv dat appellant de hier genoemde functies zonder problemen kan vervullen indien er geen conflicten zijn acht de Raad in het licht van hetgeen is opgemerkt bij de functie chauffeur distributie en van het feit dat appellant in de hier bedoelde functies te maken heeft met een leidinggevende en in de functie metaalsorteerder machinaal werkzaam is in een team, niet overtuigend. Met betrekking tot de functie van medewerker keuken is het Uwv niet ingegaan op de stelling van appellant dat die functie vanwege zijn kleurenblindheid niet passend is, nu volgens de omschrijving van die functie onder andere tijdens het inpakken van producten gelet moet worden op de juiste kleur. Aan de geschiktheid van die functie moet dan ook worden getwijfeld. Gelet op het vorenstaande komt de Raad tot het oordeel dat de functies metaalsorteerder machinaal, schoonmaker algemeen en medewerker keuken niet aan de schatting ten grondslag hadden mogen worden gelegd.
4.10. Hetgeen in 4.9 is overwogen leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit op een ontoereikende arbeidskundige grondslag berust en om die reden niet in stand kan blijven.
Hieruit volgt dat het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komen.
5. Het Uwv zal worden veroordeeld in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 1.127, - in hoger beroep aan kosten van rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit neemt op het bezwaar van appellant;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.127, -, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 146,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en B.M. van Dun en M.S.E. Wulffraat-van Dijk als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) R.L.G. Boot.
IvR