ECLI:NL:CRVB:2010:BO7497

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3779 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering en verrekening van de WW-uitkering met de WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om de terugvordering en verrekening van een Werkloosheidswet (WW) uitkering met een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant ontving vanaf 1 september 2003 zowel een WAO-uitkering, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, als een WW-uitkering. Na herziening van de WAO-uitkering naar 80 tot 100% heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de WW-uitkering over de periode van 1 september 2003 tot 6 januari 2005 ingetrokken. Het Uwv heeft vervolgens besloten dat het bedrag dat onterecht aan appellant was betaald aan WW-uitkering, verrekend zou worden met het na te betalen bedrag aan WAO-uitkering. Een bedrag van € 6.638,51 dat niet met de WAO-uitkering te verrekenen was, zou aan appellant worden nabetaald.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde de verrekening van de WW-uitkering met de WAO-uitkering. De rechtbank Middelburg verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat de WW-uitkering niet met terugwerkende kracht kon worden herzien en dat het Uwv ten onrechte had besloten tot terugvordering en verrekening van de WW-uitkering. Het Uwv en het college steunden het oordeel van de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen rechtsmiddel had aangewend tegen het besluit van 19 oktober 2007, waardoor vaststond dat hij over de betreffende periode geen recht op WW-uitkering had. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv correct had gehandeld volgens de beleidsregels. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/3779 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 28 mei 2009, 08/1199 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
met tevens als partij: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst (hierna: college).
Datum uitspraak: 15 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C. van der Steen, werkzaam bij CNV Publieke Zaak te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens het college heeft mr. B.F.Th. de Moor een zienswijze ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2010. Appellant en zijn gemachtigde zijn, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Voor het Uwv verscheen F.P.L. Smeets. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J.J.C. Boot, kantoorgenoot van mr. De Moor.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Vanaf 1 september 2003 ontving appellant naast een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Beslissend op bezwaar van appellant heeft het Uwv de WAO-uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 19 oktober 2007 is de WW-uitkering over de periode van 1 september 2003 tot 6 januari 2005 ingetrokken.
1.2. Bij besluit van 20 mei 2008 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat het bedrag, dat onverschuldigd aan WW-uitkering aan appellant is betaald, wordt verrekend met het na te betalen bedrag aan WAO-uitkering. Een niet met de WAO-uitkering te verrekenen bedrag van € 6.638,51 is ten onrechte verrekend met een appellant toekomend bedrag aan invaliditeitspensioen en zal aan appellant worden nabetaald.
1.3. Appellant heeft tegen het besluit van 20 mei 2008 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 november 2008 heeft het Uwv de verrekening van de WW-uitkering met de WAO-uitkering gehandhaafd. De verrekening van de WW-uitkering met het invaliditeitspensioen is niet gehandhaafd. Onder verwijzing naar artikel 4 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Stcrt. 24 november 2006, 230) heeft het Uwv besloten dat het na verrekening resterende bedrag van € 6.638,56 aan onverschuldigd betaalde WW-uitkering niet van appellant wordt teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 19 november 2008 ongegrond verklaard.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de WW-uitkering niet met terugwerkende kracht kon worden herzien en verder zijn stelling herhaald dat uit een uitspraak van de Raad van 23 augustus 2006, LJN AY7077, volgt dat het Uwv ten onrechte heeft besloten tot terugvordering en verrekening van de WW-uitkering.
3.2. Het Uwv en het college hebben zich achter het oordeel van de rechtbank gesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant heeft tegen het besluit van 19 oktober 2007 geen rechtsmiddel aangewend. Dat hij over de periode van 1 september 2003 tot 6 januari 2005 geen recht op een WW-uitkering had, staat met dat besluit vast. In deze procedure is alleen de terugvordering ter beoordeling en niet de terugwerkende kracht van de herziening. Dat betekent dat de verwijzing van appellant naar de onder 3.1 genoemde uitspraak betekenis mist.
4.2. De Raad onderschrijft volledig de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de grondslag van de terugvordering en de bevoegdheid van het Uwv om tot verrekening over te gaan. Het Uwv heeft daarbij gehandeld in overeenstemming met zijn onder 1.3 genoemde beleidsregels. De ten onrechte verstrekte WW-uitkering is met de later toegekende WAO-uitkering verrekend en het bedrag waarmee de WW-uitkering de WAO-uitkering overtrof is niet van appellant teruggevorderd.
4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get.) M. Greebe.
(get.) M.A. van Amerongen.
NK