ECLI:NL:CRVB:2010:BO7493

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2162 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 1 april 2010 een besluit van het Uwv heeft vernietigd. Het Uwv had op 9 juni 2009 de WAO-uitkering van appellante herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) had aangepast en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze FML te twijfelen. Appellante was het niet eens met de beslissing van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij de medische grondslag van het besluit betwistte.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2010 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, waaronder de stelling dat er een urenbeperking in de FML had moeten worden opgenomen en dat de berekening van haar arbeidsongeschiktheid niet inzichtelijk was. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om de medische grondslag van het bestreden besluit anders te beoordelen dan de rechtbank. De beperkingen van appellante, zoals vastgelegd in de FML, zijn niet onjuist vastgesteld.

De Raad heeft vastgesteld dat de herziening van de WAO-uitkering berust op verschillende functies, waaronder archiefmedewerker en beginnend administratief medewerker. De Raad concludeert dat de argumenten van appellante niet slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten. De Raad ziet geen aanleiding om een partij in de kosten van de andere partij te veroordelen. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2010.

Uitspraak

10/2162 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 april 2010, 09/1512 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2010. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.R. Abdoelhak.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, de WAO-uitkering van appellante met ingang van 29 juni 2009 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 9 juni 2009 (hierna: bestreden besluit) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe is overwogen dat het Uwv in beroep de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft aangepast en dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid van deze FML, inclusief het achterwege laten van een urenbeperking. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de uiteindelijk aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies voor appellante in medisch opzicht passend kunnen worden geacht en dat het Uwv terecht bij het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 29 juni 2009 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
3. In hoger beroep heeft appellante, slechts opkomend tegen het oordeel van de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten, de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit bestreden. Ten onrechte heeft het Uwv aangenomen dat zij beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden. In ieder geval is appellante van mening dat in de FML een urenbeperking had moeten worden opgenomen. Over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft appellante aangevoerd dat de toepassing van het CBBS in dit geval leidt tot een niet inzichtelijke wijze van berekening van haar mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 29 juni 2009.
4.1. De Raad heeft geen aanleiding gezien over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. De Raad is, net als de rechtbank van oordeel dat de beperkingen van appellante, zoals neergelegd in de (samengevoegde) FML, niet onjuist zijn vastgesteld. Ook in het rapport van de door appellante ingeschakelde medisch adviseur D.J. Schakel van 4 januari 2009 heeft de Raad geen aanknopingspunten kunnen ontwaren voor het oordeel dat appellante niet over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt dan wel dat het Uwv ten onrechte geen duurbeperking heeft aangenomen. De Raad onderschrijft wat de rechtbank daaromtrent in de aangevallen uitspraak (in overweging 3.5) heeft overwogen en het daarin gegeven oordeel.
4.2. De Raad stelt vast dat de herziening van de WAO-uitkering van appellante met ingang van 29 juni 2009 uiteindelijk berust op de functies archiefmedewerker, medewerker bibliotheek (sbc-code 315130), beginnend administratief medewerker (sbc-code 315090) en beginnend boekhouder, loonadministrateur (sbc-code 315040). Naar het oordeel van de Raad heeft bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport van 26 januari 2010 de passendheid van deze functies voldoende inzichtelijk gemotiveerd. Voorts is de Raad van oordeel dat in dat rapport onder 3.3 afdoende is gemotiveerd dat en waarom de loonwaarde van de beginnend administratief medewerker (sbc-code 315090), die eerder was gesteld op € 10,92, door het laten vervallen van een tweetal tot deze sbc-code horende functies, thans op € 11,73 dient te worden gesteld. Ook de tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit aangevoerde grond slaagt dus niet.
4.3. Uit hetgeen de Raad onder 4.1 en 4.2 heeft overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Ten slotte ziet de Raad geen aanleiding voor een veroordeling van een partij in de kosten van een andere partij.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2010.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) T.J. van der Torn.
IvR