ECLI:NL:CRVB:2010:BO7493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 1 april 2010 een besluit van het Uwv heeft vernietigd. Het Uwv had op 9 juni 2009 de WAO-uitkering van appellante herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) had aangepast en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze FML te twijfelen. Appellante was het niet eens met de beslissing van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij de medische grondslag van het besluit betwistte.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2010 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, waaronder de stelling dat er een urenbeperking in de FML had moeten worden opgenomen en dat de berekening van haar arbeidsongeschiktheid niet inzichtelijk was. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om de medische grondslag van het bestreden besluit anders te beoordelen dan de rechtbank. De beperkingen van appellante, zoals vastgelegd in de FML, zijn niet onjuist vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat de herziening van de WAO-uitkering berust op verschillende functies, waaronder archiefmedewerker en beginnend administratief medewerker. De Raad concludeert dat de argumenten van appellante niet slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten. De Raad ziet geen aanleiding om een partij in de kosten van de andere partij te veroordelen. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2010.