ECLI:NL:CRVB:2010:BO7140

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5933 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor Friesland B.V. en de beoordeling van de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak gaat het om de weigering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor Friesland B.V. Het Zorgkantoor had op 11 juni 2008 een besluit genomen waarin het de aanvraag van betrokkene voor een pgb voor de periode van 24 juni 2006 tot en met 31 december 2006 afwees. De rechtbank Leeuwarden heeft in een eerdere uitspraak op 30 september 2009 dit besluit vernietigd en het pgb vastgesteld op € 5.382,--. Het Zorgkantoor was van mening dat de verleende zorg niet voldeed aan de criteria voor activerende begeleiding zoals vastgelegd in het AWBZ-kompas.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 27 oktober 2010 behandeld. De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor een te beperkt criterium had gehanteerd door enkel te kijken naar de ingekochte zorg in relatie tot de geïndiceerde zorg. De Raad concludeerde dat de verleende zorg zich wel degelijk laat kwalificeren als ondersteunende begeleiding, wat betekent dat het Zorgkantoor de aanvraag ten onrechte had afgewezen.

De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze in de zaak had voorzien en bepaalde dat het pgb moet worden verleend en vastgesteld op een bedrag van € 4.162,16. De Raad oordeelde dat het besluit van het Zorgkantoor ondeugdelijk was gemotiveerd en niet in stand kon blijven, omdat het niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor pgb's en de noodzaak om de juiste criteria toe te passen bij de beoordeling van zorgverlening.

Uitspraak

09/5933 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van:
Zorgkantoor Friesland B.V. (hierna: Zorgkantoor)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 september 2009, 08/1175 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
het Zorgkantoor.
Het geding is behandeld op de zitting van 27 oktober 2010. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. O.D. de Feijter en W. Meijer, beiden werkzaam bij het Zorgkantoor. Voor betrokkene is verschenen mr. E.A. van Wieren, advocaat te Leeuwarden.
De Raad is tot de volgende beoordeling gekomen.
1. Het geding spitst zich toe op het besluit van het Zorgkantoor van 11 juni 2008. Blijkens dit besluit heeft het Zorgkantoor de namens betrokkene door het Instituut voor Welzijn CorCaroli (hierna: CorCaroli) ingediende nota van 26 april 2007 betreffende verleende zorg over de periode van 24 juni 2006 tot en met 31 december 2006 aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) op grond van het bepaalde bij de Regeling subsidies AWBZ (hierna: Regeling). Het Zorgkantoor heeft het bezwaar tegen het besluit van 2 mei 2007 tot weigering van een pgb voor het jaar 2006 ongegrond verklaard. Het Zorgkantoor heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek naar de inhoud van de verleende zorg is gebleken dat de verleende zorg niet kan worden aangemerkt als activerende begeleiding. Niet gebleken is namelijk van een programmatische aanpak volgens een door de beroepsgroep als effectief geaccepteerde methode.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene - met bepalingen over de proceskosten en het griffierecht - tegen het besluit van 11 juni 2008 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat het namens betrokkene gedeclareerde bedrag van € 5.382,-- door het Zorgkantoor aan betrokkene dient te worden vergoed. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door CorCaroli aan betrokkene verleende zorg niet in overeenstemming is met de in het door het Zorgkantoor gehanteerde AWBZ-kompas, zoals vastgesteld door het College voor Zorgverzekeringen, opgenomen beschrijving van activerende begeleiding. Naar het oordeel van de rechtbank kan het betrokkene evenwel niet worden tegengeworpen dat zij wist dan wel had kunnen weten dat de aan haar verleende zorg niet aan de in het AWBZ-kompas opgenomen beschrijving voldoet. Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat niet gebleken is dat de door CorCaroli aan betrokkene verleende zorg niet in overeenstemming is met hetgeen in artikel 7 van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ is opgenomen.
3. In hoger beroep is in geschil of het Zorgkantoor de aanvraag van betrokkene terecht heeft getoetst aan de in het AWBZ-kompas opgenomen beschrijving van activerende begeleiding en of de rechtbank het pgb terecht heeft verleend en vastgesteld op het bedrag van € 5.382,--.
4. De Raad is met de rechtbank, zij het op andere gronden, van oordeel dat het besluit van 11 juni 2008 berust op een ondeugdelijke grondslag. Ingevolge artikel 2.6.13, vijfde en zesde lid, van de Regeling wordt de vaststelling van het pgb bepaald op basis van betalingen, als bedoeld in artikel 2.6.9, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling. Kort gezegd betreffen deze betalingen AWBZ-zorg, als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdelen b, d en h, van de Regeling. Door uitsluitend te beoordelen of de ingekochte zorg ziet op betalingen die verband houden met de geïndiceerde zorg, te weten activerende begeleiding, heeft het Zorgkantoor een te beperkt criterium gehanteerd.
5. Dit betekent dat het bestreden besluit van 11 juni 2008 onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd en niet in stand kan blijven wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
6. Nu op grond van de stukken voldoende aannemelijk is dat de door CorCaroli aan betrokkene in 2006 verleende zorg zich laat kwalificeren als ondersteunende begeleiding, als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel h, van de Regeling, ziet de Raad aanleiding, mede uit oogpunt van finale geschilbeslechting, om zelf in de zaak te voorzien, als bedoeld in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.
7. De Raad stelt vast dat niet in geschil is dat toepassing van de Regeling, uitgaande van de verantwoording van de ingekochte zorg, leidt tot verlening en vaststelling van het pgb voor het jaar 2006 op een bedrag van € 4.162,16. Met het Zorgkantoor is de Raad van oordeel dat de rechtbank het pgb ten onrechte heeft vastgesteld op het bedrag van
€ 5.382,--. Gelet hierop zal de Raad bepalen als hierna onder 8.b.
8. Dictum van de uitspraak:
a. Vernietigt de aangevallen uitspraak,voor zover daarbij in de zaak is voorzien;
b. Bepaalt dat een pgb wordt verleend van € 4.162,16 en dat dit pgb op ditzelfde bedrag wordt vastgesteld.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.C.P. Venema en G.M.T. Berkel-Kikkert, als leden. Griffier was J.R.K.A.M. Waasdorp.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J.R.K.A.M. Waasdorp.
RB