het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2008, 07/4929 (hierna: aangevallen uitspraak)
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 8 december 2010
Het College heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2010. Betrokkene heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen. Namens het College is verschenen mr. J.C. Smit, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1. Bij besluit van 5 augustus 2005 heeft het College een eerder besluit tot toekenning van een aantal woonvoorzieningen met ingang van 1 maart 2006 ingetrokken.
1.2. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 30 november 2007 heeft het College het door betrokkene gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de voor het maken van bezwaar geldende termijn.
2.1. Betrokkene heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Daarbij heeft zij betoogd dat zij het bezwaarschrift op
2 september 2005 naar het College heeft gefaxt en dat zij daarmee tijdig bezwaar heeft gemaakt.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene - met bepalingen over proceskosten en griffierecht - gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het College een nieuw besluit neemt op het bezwaar van betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat betrokkene het bezwaarschrift binnen de daarvoor geldende termijn per fax naar het College heeft verzonden, in welk geval het vervolgens op de weg van het College ligt om de ontvangst van het bezwaarschrift op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Hierin is het College niet geslaagd, omdat het faxjournaal van de desbetreffende datum niet is gecontroleerd.
3. Het College heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat betrokkene het bezwaarschrift binnen de daarvoor gestelde termijn aan de gemeente heeft verzonden. Nu het College het faxbericht dat op 2 september 2005 zou zijn verzonden niet heeft ontvangen, dient betrokkene de verzending ervan aannemelijk te maken. Hierin is zij niet geslaagd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit aan de belanghebbende is toegezonden.
4.2. Vaststaat dat het College het besluit van 5 augustus 2005 op die datum aan betrokkene heeft toegezonden. De bezwaartermijn is derhalve aangevangen op 6 augustus 2005 en geëindigd op 16 september 2005.
4.3. Het College heeft gesteld dat hij pas op 14 november 2006 kennis heeft genomen van het bezwaarschrift van betrokkene door de toezending door de rechtbank van gedingstukken in een andere rechtzaak tussen partijen.
4.4. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is het indienen van een bezwaarschrift door middel van een faxbericht op zichzelf aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van verzending verbonden risico’s dienen voor rekening van de verzender te komen. Dit brengt mee dat, als door de geadresseerde wordt gesteld dat het verzonden stuk niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender de verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om de ontvangst van het faxbericht op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen.
4.5. Nu de ontvangst van het faxbericht op een eerdere datum dan 14 november 2006 door het College is ontkend, dient betrokkene aannemelijk te maken dat het faxbericht, zoals zij stelt, op 2 september 2005 is verzonden. Dit kan door overlegging van een verzendjournaal van die dag waaruit blijkt dat de verzending heeft plaatsgevonden (een OK-vermelding). De rechtbank - en ook de Raad - dienen ambtshalve te onderzoeken of de verzending door betrokkene aannemelijk is gemaakt. De Raad kan en zal daarom in het midden laten of uit de door de gemachtigde van het College ter zitting van de rechtbank gedane uitlating dat hij nog wel wil aannemen dat de fax is verzonden, kan worden afgeleid - zoals de rechtbank heeft gedaan - dat tussen partijen de verzending niet meer in geschil is. Van belang is slechts of op grond van feitelijke gegevens de verzending is aangetoond.
4.6. Betrokkene verwijst voor het bewijs van de verzending van het faxbericht naar de in de kop geprinte datumvermelding “bij 2-9-2005 20:49”.
4.7. Naar het oordeel van de Raad heeft betrokkene daarmee niet aangetoond dat zij het faxbericht op 2 september 2005 heeft verzonden. Met de vermelding van die datum staat immers niet vast dat het bewuste faxbericht toen ook daadwerkelijk is verzonden. Ter illustratie van de onbetrouwbaarheid van een dergelijke vermelding wijst de Raad erop dat de met een faxbericht verzonden brief van betrokkene aan de Raad, gedateerd 6 oktober 2010 en ook bij de Raad op die datum ontvangen, faxvermeldingen heeft die afwijken van de dag van de verzending, te weten: “04/01/2008 05:00” en “02:59:55 07-10-2010”.
4.8. Nu betrokkene niet in het op haar rustende bewijs is geslaagd, stelt de Raad vast dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, zodat het College terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt en dat het in eerste aanleg ingestelde beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding is dan ook geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.C.P. Venema en G.M.T. Berkel-Kikkert als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.R.K.A.M. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010.
(get.) J.R.K.A.M. Waasdorp.