ECLI:NL:CRVB:2010:BO6661

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6928 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die haar bezwaar tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante geen recht had op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat zij op de relevante datum, 3 oktober 2008, minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante had zich eerder ziek gemeld vanwege nek- en schouderklachten en was in deeltijd werkzaam als schoonmaakster. Het Uwv baseerde zijn besluit op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 juli 2008, waaruit bleek dat appellante met inachtneming van haar beperkingen geschikt was voor de geselecteerde functies.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2010 heeft appellante zich afgemeld wegens ziekte, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder. Appellante voerde aan dat zij in 2009 naar een psychiater was verwezen en dat er geen behandeling had plaatsgevonden. Ook verwees zij naar een ongeval in 2003 en de vastgestelde artrose. De Raad heeft echter geconcludeerd dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen.

De Raad bevestigde dat de functies die aan appellante waren aangeboden, medisch gezien geschikt waren. De door appellante aangedragen nieuwe gegevens, die betrekking hadden op klachten en behandelingen na de datum in geding, werden niet als relevant beschouwd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen, zoals appellante had verzocht. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

09/6928 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 december 2009, 09/878 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft bij faxbericht van 19 oktober 2010 haar hoger beroepschrift nader toegelicht. Daarbij was gevoegd een verklaring van haar huisarts van 24 september 2009 en een kopie van een afsprakenkaart.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2010. Appellante heeft zich daarvoor wegens ziekte afgemeld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Vanuit een uitkeringssituatie op grond van de Werkloosheidswet heeft appellante zich per 6 oktober 2006 ziek gemeld wegens onder meer nek- en schouderklachten. Voordien was zij in deeltijd werkzaam als schoonmaakster.
1.2. Bij besluit van 26 september 2008 heeft het Uwv vastgesteld dat geen recht op een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat appellante na afloop van de voor haar geldende wachttijd op
3 oktober 2008 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
1.3. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 9 januari 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
1.4. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellante op 3 oktober 2008, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid - welke beperkingen zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 juli 2008 - maar dat zij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de bezwaarbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van deze drie functies met het voor appellante geldende maatmanininkomen resulteert volgens het Uwv niet in een verlies aan verdiencapaciteit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep als beroepsgrond naar voren gebracht dat zij in 2009 naar een psychiater van de Meerkanten is verwezen, maar dat het niet tot een behandeling is gekomen. Appellante stelt ook in juni 2003 betrokken te zijn geweest bij een ongeval, waarbij zij een whiplash heeft opgelopen, welke maar steeds niet aan de orde komt. Verder is bij haar artrose vastgesteld, die - zo blijkt uit in oktober 2010 gemaakte foto’s - is toegenomen. Zij heeft vaak pijn aan haar vingers en bovenarmen. Appellante verwijst ook naar de rapporten over haar revalidatie en re-integratie en een brief van haar huisarts van 24 september 2010. Ten slotte verzoekt appellante om benoeming van een onafhankelijke medisch deskundige.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad heeft, evenmin als de rechtbank, in het dossier aanknopingspunten gevonden om te concluderen dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig is geweest. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat uit het rapport van 17 juli 2008 van de verzekeringsarts naar voren komt dat hij kennis heeft genomen van het dossier en een uitvoerige anamnese heeft afgenomen. Het psychisch en lichamelijk onderzoek is gericht geweest op de door appellante ervaren klachten en de als gevolg daarvan door haar ondervonden belemmeringen, onder meer in nek en schouder, rug, handen en diverse gewrichten. De bezwaarverzekeringsarts, zo blijkt uit zijn rapport van 10 december 2008, heeft ook kennis genomen van een zeer uitgebreid kopie journaal van de huisarts van
3 oktober 2008, een brief van de huisarts van 30 januari 2007, brieven van de behandelend reumatoloog van 23 januari 2007 en 6 augustus 2007, rapporten over haar arbeidsintegratie, waaronder een rapport van de psycholoog Stevens van 2 oktober 2008 en een brief van de fysiotherapeut van 26 maart 2004.
4.2. Voorts ziet de Raad evenals de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat op lichamelijk gebied weinig wijst op relevante objectiveerbare afwijkingen, behoudens lichte artrose van de wervelkolom. De verzekeringsarts van het Uwv heeft onder meer beperkingen aangenomen ten aanzien van trillingsbelasting op nek en rug, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken, buigen, torderen, duwen, trekken, tillen, dragen, frequent of vlot het hoofd draaien, klimmen, knielen, hurken, staan, geknield/gehurkt/bovenhands actief zijn en statische nekbelasting. Deze beperkingen zijn door de bezwaarverzekeringsarts ruimschoots adequaat geacht. Op psychisch gebied zijn er evenmin aanwijzingen voor een floride depressie en cognitieve problemen zijn niet naar voren gekomen. Desondanks zijn beperkingen aangenomen, zoals ten aanzien van conflicthantering, hoog handelingstempo, structuur en veelvuldige deadlines of productiepieken.
De in hoger beroep door appellante genoemde gegevens hebben vooral betrekking op klachten en behandelingen in 2009/2010, dus ruimschoots na de datum in geding. De term whiplash, waarvan volgens appellante sprake zou zijn, komt in haar medisch dossier niet voor. De brief van 24 september 2010 van de huisarts van appellante noch de kopie van een afsprakenkaart werpt een ander licht op de zaak, waarin het gaat om de datum 3 oktober 2008. Hierin ligt besloten dat de Raad geen aanleiding ziet een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen, zoals door appellante verzocht.
4.3. Aldus ervan uitgaande dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is te achten, heeft het Uwv naar het oordeel van de Raad genoegzaam toegelicht waarom de voor de schatting gebruikte functies in medisch opzicht geschikt zijn te achten voor appellante.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en J.P.M. Zeijen en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op. 3 december 2010.
(get.) H.J. Simon.
(get.) D.E.P.M. Bary.
JL