ECLI:NL:CRVB:2010:BO6467

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/2860 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens te late indiening zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 8 april 2010 haar aanvraag voor bijzondere bijstand had afgewezen. De aanvraag was ingediend op 9 juni 2009, terwijl de aanvraag betrekking had op reiskosten over het jaar 2008. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede had de aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Volgens de Beleidsregels inzake de verstrekking van bijzondere bijstand kunnen aanvragen voor het voorafgaande kalenderjaar tot twee maanden na het begin van het nieuwe kalenderjaar in behandeling worden genomen, maar in dit geval was de aanvraag te laat en waren er geen dringende redenen om de bijstand toch toe te kennen.

Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar zoon op 18 februari 2009 plotseling was overleden en dat zij de bijzondere bijstand nodig had om haar andere zoon te kunnen bezoeken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter het oordeel van de rechtbank onderschreven en geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigden. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier J.R.K.A.M. Waasdorp, en werd openbaar uitgesproken op 1 december 2010. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de besluitvorming van het College in overeenstemming was met het buitenwettelijk, begunstigend beleid.

Uitspraak

10/2860 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 april 2010, 09/4879 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 december 2010I.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 20 oktober 2010. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij brief van 20 april 2009, bij het College binnengekomen op 9 juni 2009, heeft appellante bijzondere bijstand voor reiskosten over het jaar 2008 aangevraagd.
1.2. Bij besluit van 22 juni 2009, gehandhaafd bij besluit van 28 oktober 2009, heeft het College deze aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag te laat is ingediend. Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Beleidsregel inzake de verstrekking van bijzondere bijstand en leenbijstand 2008 (hierna: Beleidsregels) kunnen de eerste twee maanden van een kalenderjaar nog aanvragen in behandeling worden genomen die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar. In het onderhavige geval is de aanvraag pas op 9 juni 2009 ontvangen en het College ziet geen dringende redenen om de bijzondere bijstand toch toe te kennen.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen het besluit van
28 oktober 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand, in beginsel geen bijstand wordt verleend over een periode voorafgaande aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De rechtbank acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig op grond waarvan een uitzondering moet worden gemaakt op de hoofdregel. Voorts overweegt de rechtbank dat artikel 6, tweede lid, van de Beleidsregels dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk, begunstigend beleid, wat betekent dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. De rechtbank heeft ten slotte vastgesteld dat de besluitvorming van het College in overeenstemming is met het beleid.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat haar zoon [F.] op 18 februari 2009 plotseling is overleden en dat zij de bijzondere bijstand voor reiskosten echt nodig heeft om haar zoon [R.] te kunnen bezoeken.
4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt haar overwegingen tot de zijne. In de door appellante in hoger beroep opgeworpen omstandigheden ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De aangevallen uitspraak zal derhalve worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J.R.K.A.M. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J.R.K.A.M. Waasdorp.
SB