ECLI:NL:CRVB:2010:BO6467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens te late indiening zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 8 april 2010 haar aanvraag voor bijzondere bijstand had afgewezen. De aanvraag was ingediend op 9 juni 2009, terwijl de aanvraag betrekking had op reiskosten over het jaar 2008. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede had de aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Volgens de Beleidsregels inzake de verstrekking van bijzondere bijstand kunnen aanvragen voor het voorafgaande kalenderjaar tot twee maanden na het begin van het nieuwe kalenderjaar in behandeling worden genomen, maar in dit geval was de aanvraag te laat en waren er geen dringende redenen om de bijstand toch toe te kennen.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar zoon op 18 februari 2009 plotseling was overleden en dat zij de bijzondere bijstand nodig had om haar andere zoon te kunnen bezoeken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter het oordeel van de rechtbank onderschreven en geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigden. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier J.R.K.A.M. Waasdorp, en werd openbaar uitgesproken op 1 december 2010. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de besluitvorming van het College in overeenstemming was met het buitenwettelijk, begunstigend beleid.