ECLI:NL:CRVB:2010:BO6420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J.W. Schuttel
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 februari 2010. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat betrokkene recht had op een WIA-uitkering, omdat zij ten minste 35% arbeidsongeschikt was. Appellant had echter vastgesteld dat betrokkene per 22 januari 2008 geen recht had op een uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet zelf in de zaak had moeten voorzien, omdat niet alle gegevens voorhanden waren om een juiste vaststelling van de uitkering te maken. Betrokkene had de medische grondslag van het besluit van appellant in hoger beroep niet zelfstandig aangevochten, waardoor de Raad uitging van de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 juni 2008. De Raad concludeerde dat appellant voldoende inzichtelijk had onderbouwd dat betrokkene de aan de schatting ten grondslag gelegde functies kon vervullen.
De Raad verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en J.W. Schuttel en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.