ECLI:NL:CRVB:2010:BO6408

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6087 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en bewijsvoering van appellant

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 11 april 1990 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De uitkering werd op 19 september 1993 ingetrokken. Appellant heeft geprobeerd om het Uwv te overtuigen om terug te komen op deze beslissing, maar zijn verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat er sprake was van een nieuw feit, wat leidde tot een herbeoordeling door het Uwv. Echter, het Uwv verklaarde de bezwaren van appellant opnieuw ongegrond.

In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv ten onrechte was uitgegaan van de langdurig werkloze als maatman bij de schatting van zijn arbeidsongeschiktheid in 1993. Hij stelde dat zijn eerdere functie als marketingadviseur bij TNO in aanmerking had moeten worden genomen. Ter ondersteuning van zijn stelling overhandigde appellant bankafschriften die betrekking hadden op periodes tussen april 1987 en september 1989.

De Raad overweegt dat het aan appellant is om aan te tonen dat hij tot 1 maart 1989 een loongerelateerde werkloosheidsuitkering heeft ontvangen. De Raad vond echter geen steun in de overgelegde bankafschriften voor de stelling van appellant. De gegevens uit de bankafschriften gaven geen duidelijkheid over de aard van de betalingen of de periode waarover deze gedaan waren. Daarom concludeert de Raad dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

09/6087 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 1 oktober 2009, 08/72 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.G.H. van der Kolk, advocaat te Stadskanaal, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Visser, advocaat te Stadskanaal. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. D.R. Abdoelhak.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is met ingang van 11 april 1990 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 3 september 1993 is de WAO-uitkering met ingang van 19 september 1993 ingetrokken.
1.2. Appellant heeft het Uwv gevraagd om terug te komen van zijn besluit van 3 september 1993, welk verzoek bij besluit van 15 maart 2006 is afgewezen. Bij besluit van 15 augustus 2006 heeft het Uwv zijn besluit van 15 maart 2006 gehandhaafd. Bij uitspraak van 6 juli 2007 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2006 gegrond verklaard, voornoemd besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat er sprake is van een nieuw feit in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Uwv heeft in deze uitspraak berust en bij besluit van 5 december 2007 de bezwaren van appellant opnieuw ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak is het daarop ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. In hoger beroep voert appellant aan dat het Uwv bij de huidige schatting van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid in 1993 ten onrechte is uitgegaan van de langdurig werkloze als maatman. Appellant is van mening dat de marketing adviseur bij TNO door het Uwv bij zijn schatting als maatman had moeten worden aangemerkt. In dit verband stelt appellant dat hij tot 1 maart 1989 een loongerelateerde werkloosheidsuitkering heeft ontvangen zodat de band met zijn vroegere werk van marketingadviseur niet is doorgesneden. Ter ondersteuning van deze stelling heeft appellant in hoger beroep een aantal bankafschriften overgelegd die betrekking hebben op enkele periodes tussen april 1987 en september 1989.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Nu het verzoek van appellant bedoeld in 1.2 ziet op een situatie ver in het verleden, het Uwv heeft gepoogd in zijn administratie steun te vinden voor de juistheid van het standpunt van appellant dat hij tot 1 maart 1989 een loongerelateerde uitkering ontving maar hierin niet is geslaagd en de juistheid van het standpunt van appellant ook niet zonder meer voor de hand ligt, is het aan appellant om aan te tonen dat hij tot 1 maart 1989 een loongerelateerde werkloosheidsuitkering heeft ontvangen, en dat derhalve de band met zijn vroegere werk van marketingadviseur in loondienst niet is doorgesneden.
3.3. Appellant is hier naar het oordeel van de Raad niet in geslaagd. In de door appellant overgelegde bankafschriften heeft de Raad geen steun gevonden voor de stelling van appellant. Uit het afschrift van 31 augustus 1987 blijkt weliswaar dat op de en/of rekening van appellant en zijn partner door de DETAM een bedrag is overgemaakt, maar de precieze aard van het bedrag, noch de periode waarover het bedrag is betaald, noch de geadresseerde van de betaling kan hieruit worden afgeleid. Het hoger beroep slaagt aldus niet.
3.4. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J.W. Schuttel en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL