ECLI:NL:CRVB:2010:BO6131

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/843 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit Uwv inzake arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd, maar het Uwv had haar aanvraag afgewezen. De rechtbank Roermond had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. De Raad stelde vast dat het Uwv de medische beperkingen die waren vastgesteld door de deskundige dr. R.M. van Mechelen niet als uitgangspunt had genomen. In plaats daarvan had het Uwv een andere opvatting aangenomen, gebaseerd op een expertise van drs. J.D. Verhoeven, zonder de urenbeperkingen van Van Mechelen te erkennen. Dit leidde tot de conclusie dat het Uwv niet correct had gehandeld in de uitvoering van de eerdere uitspraak van de rechtbank van 10 mei 2007. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij het de eerdere uitspraak van de rechtbank in acht moest nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.468,60 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van deskundigenrapporten in het kader van arbeidsongeschiktheid en de verplichting van het Uwv om eerdere rechterlijke uitspraken correct uit te voeren.

Uitspraak

09/843 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 29 december 2008, 08/806 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij Delescen advocaten te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, vergezeld van een rapport van een bezwaarverzekeringsarts.
Namens appellante zijn medische stukken ingebracht, waarop het Uwv bij rapporten van dezelfde bezwaarverzekeringsarts heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde H.J.A. Aerts. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
De Raad heeft vervolgens vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee hij heeft bepaald dat het vooronderzoek wordt heropend.
Op verzoek van de Raad heeft revalidatie-arts A. Kap als deskundige op 1 maart 2010 een rapport uitgebracht, waarop het Uwv, onder overlegging van een rapport van zijn bezwaarverzekeringsarts, heeft gereageerd. Namens appellante is eveneens een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2010, waar appellante en haar gemachtigde zijn verschenen. Het Uwv is met voorafgaand bericht niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv met ingang van 24 oktober 2004 bij besluit van 26 april 2005 geweigerd met ingang van 24 oktober 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat zij op grond van artikel 18, tweede lid, van de WAO niet als arbeidsongeschikt in de zin van die wet wordt beschouwd. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 april 2005 is ongegrond verklaard bij besluit van
19 oktober 2005.
1.2. De rechtbank heeft bij uitspraak van 10 mei 2007 het beroep van appellante tegen het besluit van 19 oktober 2005 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen.
2. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv het bezwaar van appellante bij besluit van 10 april 2008 (hierna: het bestreden besluit) wederom ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 10 mei 2007. Verder meent appellante dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1.1. De Raad stelt vast dat de uitspraak van 10 mei 2007 in kracht van gewijsde is gegaan, nu daartegen geen hoger beroep is ingesteld. De overwegingen van de rechtbank in die uitspraak vormen derhalve het uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of de rechtbank het beroep van appellante terecht ongegrond heeft verklaard.
5.1.2. Het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het besluit van 19 oktober 2005 is in de uitspraak van 10 mei 2007 gebaseerd op het op haar verzoek opgestelde deskundigenrapport van 8 december 2006 van revalidatie-arts dr. R.M. van Mechelen, die aanleiding heeft gezien klinisch neuropsycholoog dr. E.J.T. Matser tevens een onderzoek te laten verrichten. De rechtbank heeft daaromtrent in die uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, het volgende overwogen:
‘Voorts overweegt de rechtbank dat eerdergenoemde deskundige dr. van Mechelen in zijn rapport van 8 december 2006 onder meer heeft geconcludeerd dat eiseres op een aantal door hem aangegeven onderdelen van de FML méér beperkt is dan door de verzekeringsarts is vastgesteld.
In navolging van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 4 april 2006, LJN: AV8509) pleegt de rechtbank in beginsel het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter benoemde deskundige te volgen. Ofschoon de manier van rapporteren door Van Mechelen te wensen overlaat en hij deels uitgaat van een ziekte-oorzaak waarvan uit jurisprudentie blijkt dat die niet als grondslag voor arbeidsongeschiktheid kan dienen, ziet de rechtbank onvoldoende reden om het standpunt van dr. van Mechelen niet te volgen. De rechtbank heeft daartoe in het bijzonder doen wegen dat het standpunt van dr. van Mechelen wordt gesteund door de door hem ingeschakelde klinisch neuropsycholoog, dr. E.J.T. Matser. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat er geen reden is te betwijfelen dat het onderzoek door beide deskundigen lege artis is verricht, hetgeen ook door de bezwaarverzekeringsarts is erkend.’
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder niet is uitgegaan van een juiste, althans toereikende medische grondslag.’
5.1.3. Het Uwv heeft in het bestreden besluit de door Van Mechelen voor appellante vastgestelde medische beperkingen niet als uitgangspunt genomen, maar daaraan een andersluidende opvatting ten grondslag gelegd die was gebaseerd op de resultaten van een expertise van psycholoog, fysio- en manueel therapeut drs. J.D. Verhoeven. Zo heeft het Uwv onder meer geen urenbeperking aangenomen, terwijl Van Mechelen een urenbeperking van 2 uur per dag en 6 uur per week geïndiceerd achtte. Het Uwv heeft, door alsnog op essentiële aspecten af te wijken van het oordeel van Van Mechelen, blijk gegeven van een onjuiste uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 10 mei 2007.
5.2. Uit hetgeen bij 5.1.1 tot en met 5.1.3 is overwogen, volgt dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep tegen het bestreden besluit dient gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het Uwv wordt opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en daarbij op juiste wijze uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 10 mei 2007.
6. Het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente komt thans niet voor toewijzing in aanmerking, omdat nadere besluitvorming door het Uwv noodzakelijk is en de Raad onvoldoende inzicht heeft in de omvang van de door het bestreden besluit geleden renteschade. Het Uwv zal bij zijn nadere besluitvorming tevens aandacht dienen te besteden aan de vraag of en, zo ja, in hoeverre er termen zijn om renteschade te vergoeden.
7.1. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep en op € 77,90 voor reiskosten in hoger beroep. Met betrekking tot de vordering van de kosten ter hoogte van € 1065,- van het door psychiater A.R. Hertroijs uitgebrachte rapport van 13 oktober 2008 en de nadere reacties van deze psychiater is de Raad van oordeel dat deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Eveneens komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die appellante heeft gemaakt voor het inwinnen van inlichtingen bij de behandelende sector ter hoogte van € 37,70. In totaal komt dus een bedrag van € 2.468,60 voor vergoeding in aanmerking.
7.2. Aangezien de overgelegde toevoeging niet op naam staat van de gemachtigde van appellante, hecht de Raad daaraan geen betekenis voor de onderhavige procedure.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak van de Raad;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag groot € 2.468,60;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 146,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en H. Bolt en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
TM