ECLI:NL:CRVB:2010:BO5357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 14 juni 2007, waarin werd vastgesteld dat hij recht had op een loongerelateerde uitkering (WGA) tot 6 januari 2008. Appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen en verzocht om heropening van zijn WGA-uitkering. Het Uwv had echter in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 22 juli 2008, geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heropening rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 november 2010 geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn gevonden om het oordeel van de bezwaarverzekeringsartsen te weerleggen. De bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn had in zijn rapportage voldoende onderbouwd dat er geen relevante toename van de beperkingen van appellant was. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen medische gegevens heeft overgelegd die aanleiding geven om te twijfelen aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.
De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de zitting vond plaats op 29 oktober 2010, waarbij appellant in persoon aanwezig was en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer.