ECLI:NL:CRVB:2010:BO5353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het bezwaar tegen de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake draagkrachtmeting
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2010, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage behandeld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin haar draagkracht per 1 juli 2008 op nihil was vastgesteld. De Minister had het bezwaar van appellante tegen deze brief niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen beroep had ingesteld tegen een eerder besluit van 21 augustus 2008. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd.
De Raad overweegt dat appellante niet eerder dan begin juni 2008 een aanvraag om draagkrachtmeting heeft kunnen doen en dat zij na de brief van 6 september 2008 niet duidelijk was over de te nemen stappen. De Minister had echter terecht geoordeeld dat de brief van 6 september 2008 geen rechtsgevolgen met zich meebracht die niet al waren vastgesteld in het besluit van 21 augustus 2008. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat zij onjuist is voorgelicht door een medewerker van de Minister, en bevestigt de beslissing van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig instellen van beroep tegen besluiten en de gevolgen van het niet tijdig ondernemen van juridische stappen. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en bevestigt de aangevallen uitspraak.