ECLI:NL:CRVB:2010:BO5119

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5426 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 10 augustus 2009 is genomen. Dit besluit betreft de uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1934 in het voormalig Nederlands-Indië, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer en ontvangt sinds juni 1983 een periodieke uitkering op basis van de Wubo. De periodieke uitkering van appellant is bij een berekeningsbeschikking van 31 maart 2009 voorlopig bijgesteld vanwege ontvangen bedragen uit een erfenis in 2005 en 2006. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar van appellant deels gegrond en deels ongegrond.

In geschil is het bedrag dat verweerster in mindering brengt op de uitkering van appellant vanwege inkomsten uit vermogen. Appellant betwist het door verweerster gehanteerde rendementspercentage van 4%, dat volgens hem te hoog is, en stelt dat rekening gehouden moet worden met de reële inkomsten uit zijn vermogen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de inkomsten uit vermogen op grond van artikel 28, vierde lid, van de Wubo jaarlijks worden bepaald op een percentage van dat vermogen, gelijk aan het forfaitaire rendementspercentage voor sparen en beleggen, zoals genoemd in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit percentage is vastgesteld op 4% en er wordt een vrij te laten bedrag in aanmerking genomen.

De Raad concludeert dat verweerster op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de wettelijke bepalingen en verklaart het beroep van appellant ongegrond. Tevens zijn er geen termen aanwezig om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2010.

Uitspraak

09/5426 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 11 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 10 augustus 2009, kenmerk BZ 9009, JZ/C/80/2008, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), verder: bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2010. Appellant is niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant, geboren in 1934 in het voormalig Nederlands-Indië, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer en geniet vanaf juni 1983 als zodanig een periodieke uitkering op grond van de Wubo.
2. De periodieke uitkering van appellant is, voor zover hier van belang, bij berekenings-beschikking van 31 maart 2009 voorlopig bijgesteld vanaf 1 oktober 2005 in verband met door appellant in oktober 2005, januari 2006 en mei 2006 ontvangen bedragen uit een erfenis. Het door appellant tegen die beschikking gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
3. In geschil is thans nog het bedrag dat verweerster in mindering brengt op de uitkering van appellant vanwege inkomsten uit zijn door verweerster vastgestelde vermogen. Appellant is van mening dat het door verweerster gehanteerde rendementspercentage van 4 te hoog is en dat rekening gehouden zou moeten worden met de reële inkomsten uit zijn vermogen.
4. De Raad volgt verweerster in het standpunt dat de inkomsten uit vermogen op grond van artikel 28, vierde lid, van de Wubo jaarlijks worden bepaald op een percentage van dat vermogen dat gelijk is aan het forfaitaire rendementspercentage voor sparen en beleggen, genoemd in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit percentage is thans 4. Van dit bedrag wordt dan nog een bedrag vrijgelaten (in 2009 was dit € 775,76). Verweerster heeft dus op juiste wijze toepassing gegeven aan genoemde imperatieve bepaling in de Wubo.
5. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en A.J. Schaap en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) R.L.G. Boot.
HD