ECLI:NL:CRVB:2010:BO5109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5640 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing van WUV-uitkering wegens verblijf in verzorgingshuis

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante, een weduwe van een vervolgde, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellante ontving sinds 1 maart 1978 een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De verweerster had op 24 juli 2009 besloten om de uitkering van appellante per 1 maart 2009 aan te passen naar 12% van de grondslag, omdat appellante sinds 5 augustus 2008 in een verzorgingshuis verbleef. Appellante was het niet eens met deze aanpassing en stelde dat verweerster een verkeerde aanvangsdatum had gehanteerd.

Tijdens de zitting op 30 september 2010 was appellante niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft vastgesteld dat appellante na een val op 5 augustus 2008 tijdelijk in het verzorgingshuis verbleef, maar uiteindelijk daar voorgoed ging wonen. De Raad overwoog dat volgens artikel 14, eerste lid, van de Wuv de uitkering kan worden aangepast wanneer de betrokkene voor verpleging of verzorging in een daartoe bestemde inrichting verblijft. De Raad concludeerde dat verweerster de datum van 5 augustus 2008 als begindatum voor het verblijf van appellante in het verzorgingshuis heeft kunnen aanhouden, en dat de aanpassing van de uitkering per 1 maart 2009 rechtmatig was.

De Raad verklaarde het beroep van appellante ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 november 2010.

Uitspraak

09/5640 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 11 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 25 september 2009, kenmerk BZ 48591 JZ/U80/2009, ten aanzien van haar genomen besluit (hierna: bestreden besluit) ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2010. Appellante is (zoals tevoren was gemeld) niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1916, ontvangt als weduwe van een vervolgde vanaf 1 maart 1978 een periodieke uitkering op grond van de Wuv.
1.2. Bij besluit van 24 juli 2009 heeft verweerster aan appellante meegedeeld dat haar uitkering met ingang van 1 maart 2009 wordt aangepast en wordt gesteld op 12% van de grondslag. Daartoe heeft verweerster overwogen dat haar is gebleken dat appellante vanaf 5 augustus 2008 verblijft in het [naam verzorgingshuis]. De aanpassing van de uitkering vindt dan plaats met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de periode van zes maanden na aanvang van het verblijf in [verzorgingshuis]. Nadat appellante hiertegen bezwaar heeft gemaakt, heeft verweerster in het bestreden besluit haar standpunt gehandhaafd.
2. In bezwaar en beroep heeft appellante gesteld dat verweerster van een verkeerde aanvangsdatum is uitgegaan. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij na een val op 5 augustus 2008 per ambulance naar [verzorgingshuis] is gebracht, waar zij tot en met december tijdelijk verbleef. Uiteindelijk bleek het gezien de hoge leeftijd van appellante beter te zijn om daar voorgoed haar intrek te nemen. Intussen had zij echter wel dubbele woonkosten.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Wuv wordt de uitkering aangepast naar 12% van de grondslag voor een alleenstaande als de betrokkene voor verpleging of verzorging verblijft in een daartoe bestemde inrichting waarvan de kosten met toepassing van één van de sociale verzekeringswetten worden betaald. Verder is in artikel 14, eerste lid, van de Wuv bepaald dat de aanpassing plaatsvindt met ingang van het tijdstip waarop redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verpleging of verzorging een langdurig karakter draagt.
3.2. In haar richtlijnen 14.7.1. en 14.7.2. heeft verweerster nadere invulling gegeven aan de bepaling van het tijdstip waarop redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er sprake is van een langdurig karakter. In haar richtlijn 14.7.1. heeft verweerster neergelegd dat bij een verblijf in een instelling voor rekening van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de uitkering niet eerder wordt aangepast dan met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op een periode van zes maanden na aanvang van het verblijf. In haar richtlijn 14.7.2. heeft verweerster neergelegd dat de opnamedatum in de zorginstelling doorgaans kan worden aangemerkt als de datum waarop het verblijf is begonnen. Vindt vooropname in een zorginstelling plaats, dan telt de periode van vooropname mee voor de termijn van zes maanden.
Deze door verweerster in haar beleid gekozen uitleg gaat de grenzen van een redelijke wetsuitleg niet te buiten.
3.4. De Raad komt toetsend aan de richtlijnen van verweerster, tot het oordeel dat verweerster 5 augustus 2008 als begindatum van het verblijf van appellante in [verzorgingshuis] heeft kunnen aannemen. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) heeft 5 augustus 2008 als opnamedatum gehanteerd. Vanaf deze datum heeft appellante (dan ook) een eigen bijdrage AWBZ betaald. [verzorgingshuis] heeft aan verweerster meegedeeld dat appellante op 1 november 2008 is opgenomen. Het verblijf in het verzorgingshuis kan aanvankelijk tot aan 1 november 2008 als een vooropname beschouwd worden.
3.5. Het besluit van verweerster om de periodieke uitkering per 1 maart 2009 aan te passen, kan dan ook de rechterlijke toets doorstaan.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en A.J. Schaap en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) R.L.G. Boot.
HD