ECLI:NL:CRVB:2010:BO4710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- J.P.M. Zeijen
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens niet-rechmatig verblijf in Nederland
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die op 22 oktober 2007 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft aangevraagd. De aanvraag volgde op zijn ziekmelding per 25 januari 2006. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet als WIA-verzekerde kon worden aangemerkt volgens artikel 8 van de WIA. De reden hiervoor was dat appellant van 1 april 2005 tot 3 januari 2007 niet rechtmatig in Nederland verbleef en ook nadien geen verblijfstitel heeft verkregen. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep heeft aangevochten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet als verzekerde kan worden aangemerkt. De Raad verwierp het beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het vertrouwensbeginsel, omdat er geen concrete toezeggingen zijn gedaan waar appellant op mocht vertrouwen. Ook werd het beroep op internationale verdragsbepalingen verworpen, omdat appellant niet eerder als verzekerde was aangemerkt en er geen sprake was van een ontneming van eigendomsrecht. De Raad concludeerde dat de weigering van de WIA-uitkering en het voorschot in redelijkheid kon worden gehandhaafd.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtmatig verblijf voor de aanspraak op sociale uitkeringen en bevestigt dat eerdere uitkeringen niet automatisch leiden tot een recht op nieuwe uitkeringen als de verzekeringsplicht niet is voldaan. De Raad heeft geen termen gezien om de proceskosten te vergoeden, wat betekent dat appellant de kosten van het hoger beroep zelf moet dragen.