ECLI:NL:CRVB:2010:BO4312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- A.L. de Gier
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet en Ziektewet
In deze zaak gaat het om de terugvordering van uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft in het verleden onverschuldigd betaalde uitkeringen ontvangen, waarvoor het Uwv besluiten heeft genomen tot terugvordering. Appellante heeft deze besluiten ontvangen, maar heeft geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor deze besluiten rechtens onaantastbaar zijn geworden. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellante zich niet heeft gehouden aan de met het Uwv overeengekomen afbetalingsregeling, wat heeft geleid tot de verhoging van de vordering met wettelijke rente en invorderingskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante had in 2004 een betalingsvoorstel gedaan aan het Uwv, maar heeft sindsdien niet voldaan aan haar betalingsverplichtingen. Ondanks meerdere herinneringen en verzoeken om informatie over haar financiële situatie, heeft appellante niet gereageerd. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden wettelijke rente en invorderingskosten heeft opgelegd, gezien de teruggevorderde bedragen en de omstandigheden van de zaak.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat zij de terugvorderingsbesluiten nooit heeft ontvangen, maar de Raad stelt vast dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante op de hoogte was van de besluiten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 17 november 2010.