ECLI:NL:CRVB:2010:BO4295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4871 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een WW-uitkering op basis van arbeidsurenverlies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Werkloosheidswet (WW) uitkering aan appellante. Appellante had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze was beëindigd. Op 3 januari 2008 vroeg zij een WW-uitkering aan met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2004, maar het UWV heeft deze aanvraag afgewezen omdat er geen sprake zou zijn van een relevant arbeidsurenverlies. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 1 juli 2004 belastbaar was voor 18 uur per week, terwijl zij 20 uur per week werkzaam was. Dit betekent dat er geen verlies van arbeidsuren was en appellante derhalve niet als werkloos kon worden aangemerkt volgens artikel 16, eerste lid, van de WW.

De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van het UWV bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak nu ook bevestigd. De Raad oordeelt dat, zelfs als appellante op die datum ook andere werkzaamheden had verricht, dit niet tot een ander oordeel zou hebben geleid. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond moet worden verklaard. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met A.L. de Gier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2010.

Uitspraak

09/4871 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2009, 08/2886 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heet mr. O.F.X. Roozemond, advocaat te Soest, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2010. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van de gedingstukken gaat de Raad bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante is sinds 1 juli 1997 op basis van een contract voor onbepaalde tijd voor 36 uur per week werkzaam geweest bij de [naam stichting A]. Op 26 oktober 1998 is appellante uitgevallen wegens ziekte en met ingang van 25 oktober 1999 is haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% . Vanwege medische redenen was appellante sindsdien voor maximaal 50% belastbaar, hetgeen neerkomt op 18 uur per week. Met ingang van 1 april 2002 is appellante voor 20 uur per week in dienst getreden bij de [naam stichting B]. In verband met haar verdiensten is de uitkering ingevolge de WAO met ingang van 1 april 2002 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Vanaf 1 januari 2004 is de WAO-uitkering niet meer tot uitbetaling gekomen en met ingang van 1 juli 2004 is zij beëindigd.
1.3. Appellante heeft op 3 januari 2008 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd met ingang van 1 juli 2004, welke haar bij besluit van 21 januari 2008 is ontzegd omdat er geen sprake was van een relevant arbeidsurenverlies. Bij besluit van 10 juni 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 januari 2008 ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de WW is - voor zover hier van belang - werkloos de werknemer die ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren heeft verloren en beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
3.2. De Raad neemt als vaststaand aan dat appellante op 1 juli 2004 voor 18 uur per week belastbaar was en 20 uur per week werkzaam was bij de [naam stichting B]. Op basis van dat gegeven is de Raad van oordeel dat appellante op die datum geen arbeidsuren heeft verloren en derhalve niet werkloos is geworden in de zin van voormeld artikellid. Voor zover appellante op die datum ook elders nog werkzaamheden zou hebben verricht zou dat de Raad niet tot een ander oordeel hebben geleid.
3.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond moet worden verklaard.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2010.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) A.L. de Gier.
EK