ECLI:NL:CRVB:2010:BO4295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WW-uitkering op basis van arbeidsurenverlies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Werkloosheidswet (WW) uitkering aan appellante. Appellante had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze was beëindigd. Op 3 januari 2008 vroeg zij een WW-uitkering aan met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2004, maar het UWV heeft deze aanvraag afgewezen omdat er geen sprake zou zijn van een relevant arbeidsurenverlies. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 1 juli 2004 belastbaar was voor 18 uur per week, terwijl zij 20 uur per week werkzaam was. Dit betekent dat er geen verlies van arbeidsuren was en appellante derhalve niet als werkloos kon worden aangemerkt volgens artikel 16, eerste lid, van de WW.
De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van het UWV bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak nu ook bevestigd. De Raad oordeelt dat, zelfs als appellante op die datum ook andere werkzaamheden had verricht, dit niet tot een ander oordeel zou hebben geleid. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond moet worden verklaard. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met A.L. de Gier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2010.