ECLI:NL:CRVB:2010:BO4099

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6282 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding kinesiologie-behandeling voor burger-oorlogsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster, waarin zijn aanvraag voor vergoeding van kinesiologie-behandelingen werd afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in het verleden al verschillende vergoedingen had ontvangen voor erkende behandelingen, maar dat de kinesiologie-behandeling niet als een erkende therapie wordt beschouwd. De Raad oordeelde dat de enkele stelling van de appellant dat hij veel baat heeft bij deze behandeling te subjectief is om als toekenningscriterium te dienen voor de aanspraken op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).

Uitspraak

08/6282 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 10 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 29 september 2008, kenmerk BZ 8635, JZ/I/70/2008, genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), verder: bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009 en is, na aanhouding ter nadere schriftelijke vraagstelling aan verweerster, voortgezet op 29 april 2010. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door respectievelijk mr. A. den Held en mr. T.R.A. Dircke, beiden werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1938, is in 1991 op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. In de loop der tijd zijn hem een periodieke uitkering en een toeslag alsmede enkele bijzondere voorzieningen verleend, waaronder een vergoeding van de kosten van behandeling door een erkend psychotherapeut.
1.2. In juli 2008 heeft appellant bij verweerster informatie ingewonnen over een mogelijke vergoeding van de kosten van kinesiologie-behandelingen voor zijn psychische klachten. Verweerster heeft appellants verzoek om informatie aangemerkt als een aanvraag. Die aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 8 augustus 2008, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Daartoe is, overeenkomstig uitgebrachte medische adviezen, overwogen dat het hier gaat om een niet erkende therapie, die bovendien niet door een arts is voorgeschreven.
1.3. In bezwaar en beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in het verleden meerdere malen veel baat heeft gehad bij kinesiologie-behandeling in situaties waarin de reguliere gezondheidszorg hem niet kon helpen.
1.4. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Na nadere schriftelijke vraagstelling door de Raad heeft het Hoofd van het Medisch Bureau van de Pensioen- en Uitkeringsraad, de arts P.A. Loonstein, namens verweerster verder nog uitvoerig aangegeven welke criteria worden gehanteerd bij het bepalen van de vraag of een therapie als erkend moet worden beschouwd en hoe die criteria in de praktijk worden toegepast.
2. De Raad dient de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Hiertoe wordt overwogen als volgt.
2.1. Verweerster heeft nader toegelicht dat zij in hoofdlijnen drie categorieën behandelingen of therapieën onderscheidt. Dat zijn de behandelingen of therapieën die:
- van oudsher door verweerster vergoed zijn;
- algemeen medisch aanvaard zijn;
- niet worden erkend.
Voor de eerste categorie geldt dat in het verleden vergoeding plaatsvond, maar dat de basis daartoe nu niet meer wordt gezien, omdat het gaat om een behandeling of therapie die volgens algemeen aanvaarde medische inzichten niet leidt tot een aanwijsbaar resultaat.
Voor de tweede categorie geldt dat de behandeling of therapie volgens de algemeen aanvaarde medische inzichten wel leidt tot een aanwijsbaar resultaat dat ook empirisch en wetenschappelijk getoetst is.
Verweerster heeft toegelicht dat kinesiologie een niet volgens algemeen aanvaarde medische inzichten adequate en gangbare behandelvorm is. Het wordt niet toegepast in gerenommeerde gespecialiseerde centra zoals Centrum ’45. Het is niet een ‘evidence based’ therapie. Bovendien is het niet een therapievorm die van oudsher door verweerster is erkend, zodat ook niet op die grond aanleiding is om ook nu tot vergoeding over te gaan.
2.2. De Raad heeft, gelet op de onder 2.1 weergegeven nadere motivering, in de voorhanden zijnde gegevens geen aanknopingspunt gevonden om het standpunt van verweerster, dat geen sprake is van een voor vergoeding in aanmerking komende medische behandeling, onjuist te oordelen. De enkele omstandigheid dat appellant naar zijn stelling veel baat heeft bij een kinesiologie-behandeling acht de Raad te zeer subjectief om als toekenningscriterium te kunnen dienen bij aanspraken op grond van de Wubo.
3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden zodat het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD