ECLI:NL:CRVB:2010:BO3977

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/4201 WIA + 10/3325 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van loongerelateerde werkhervattingsuitkering aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Baggerman-Scherpenisse, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de door de verzekeringsartsen vastgestelde functionele mogelijkheden niet juist zijn en dat de voorgehouden functies niet geschikt zijn gezien haar gezondheidsklachten. Het Uwv heeft in hoger beroep een nieuw besluit op bezwaar ingediend, waarin appellante alsnog in aanmerking werd gebracht voor een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA-uitkering) per 17 juni 2008.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is van oordeel dat het medische onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat appellante in staat is de voorgehouden functies te vervullen, ondanks haar gezondheidsklachten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante tegen het besluit van 28 november 2008 gegrond verklaard, waarbij het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellante.

De Raad heeft ook het beroep tegen het besluit van 13 april 2010 ongegrond verklaard, omdat het medische onderzoek en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zorgvuldig waren opgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen, ondanks de ingediende rapportages van andere zorgverleners. De uitspraak is gedaan op 12 november 2010.

Uitspraak

09/4201 WIA + 10/3325 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 26 juni 2009, 08/1454 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. Baggerman-Scherpenisse, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens heeft het Uwv een nieuw besluit op bezwaar, gedateerd 13 april 2010 in het geding gebracht. Daarbij was gevoegd een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 12 februari 2010 en een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 16 februari 2010.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door
mr. Baggerman-Scherpenisse. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. R.A. Kneefel.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 28 november 2008 ongegrond verklaard. Bij het laatstgenoemde besluit heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van
10 juni 2008, waarbij de aanvraag van appellante voor een uitkering op grond van de Wet WIA per 17 juni 2008 is afgewezen, ongegrond verklaard.
2.1. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij het niet eens is met de door de verzekeringsartsen vastgestelde functionele mogelijkheden. Voorts heeft zij aangevoerd dat de voorgehouden functies niet geschikt voor haar zijn wegens haar gezondheidsklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen.
2.2. Het Uwv heeft in hoger beroep bij nader besluit op bezwaar van 13 april 2010 het besluit van 28 november 2008 ingetrokken en appellante alsnog per 17 juni 2008 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) ingevolge de Wet WIA.
2.3. Appellante heeft hierop gereageerd met nadere beroepsgronden. Hierbij heeft zij aangegeven dat met het besluit van
13 april 2010 niet volledig aan haar bezwaren is tegemoet gekomen aangezien zij van mening is dat zij volledig en duurzaam ongeschikt is en in aanmerking dient te komen voor de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) ingevolge de Wet WIA.
3.1. De Raad ziet aanleiding om, onder toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bij de behandeling van het hoger beroep tevens een oordeel te geven over het besluit van 13 april 2010, nu met dit nadere besluit niet geheel aan het beroep van appellante is tegemoetgekomen.
3.2. Nu het Uwv het besluit van 28 november 2008 heeft ingetrokken kan de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van
28 november 2008 alsnog gegrond verklaren, dat besluit vernietigen en het Uwv veroordelen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 2.410,80. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 2.380,50 wegens verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep en uit een bedrag van € 30,30 in verband met reiskosten. Aangezien in zowel bezwaar, beroep als in hoger beroep krachtens de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend, zal dat bedrag moeten worden betaald aan de griffier van de Raad.
3.3. Vervolgens komt de Raad toe aan beoordeling van het beroep tegen het besluit op bezwaar van 13 april 2010. De medische grondslag van dit besluit is ongewijzigd ten opzichte van het ingetrokken besluit van 28 november 2008. De Raad is van oordeel dat het medische onderzoek zorgvuldig is geweest. Voorts ziet de Raad geen aanleiding tot twijfel aan de door de verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten aanzien van appellante, waarin beperkingen zijn opgenomen in verband met haar whiplash-letsel ten aanzien van continue, opperste concentratie; zware schouder-/armbelasting; frequente fijnmotorische werkzaamheden; repetitieve bewegingen in hoog tempo; continue deadlines/produktiepieken en overwerk/nachtdiensten. De door appellante in de bezwaarfase ingebrachte informatie van INC Centrum Arbeid en Gezondheid van 6 augustus 2007 en de rapportage van H.J.R. Buijs, revalidatiearts, van
1 augustus 2007 is door de bezwaarverzekeringsarts meegewogen in zijn oordeel ten aanzien van de functionele mogelijkheden van appellante. De Raad ziet evenmin als de rechtbank aanleiding tot twijfel aan de rapportages van de verzekeringsartsen. Ten aanzien van de in hoger beroep ingediende rapportage van drs. J.R.H. de Haaij, psycholoog, van
3 maart 2010 is de Raad van oordeel dat deze informatie geen twijfel oproept aan de FML, nu de door hem gestelde diagnose van aanpassingsstoornis en de vaststelling dat sprake is van verminderde informatieverwerkings-capaciteit en verminderde stressgevoeligheid volstrekt niet is onderbouwd en er bovendien geen aanwijzingen zijn dat deze informatie ziet op de datum in geding, 17 juni 2008.
3.4. Ten aanzien van de geschiktheid van de voorgehouden functies overweegt de Raad het volgende.
3.5. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de schatting gebaseerd op de drie functies van parkeerwachter (SBC-code 342022), magazijn-medewerker (SBC-code 111220) en assistente consultatiebureau (SBC-code 372091). De Raad is van oordeel dat de (bezwaar)arbeidsdeskundige afdoende heeft gemotiveerd dat appellante, gelet op haar functionele mogelijkheden, in staat moet worden geacht deze functies te vervullen. Ten aanzien van de door appellante opgeworpen grieven ten aanzien van de functie van parkeerwachter overweegt de Raad het volgende. De bezwaararbeidsdeskundige heeft bij rapportage van 2 februari 2009 een toelichting gegeven ten aanzien van de bijzondere belasting betreffende het item conflicthantering en de bezwaarverzekeringsarts is bij rapportage van 12 februari 2010 nog nader ingegaan op de belastbaarheid van appellante op het punt van conflicthantering. Hiermee is naar het oordeel afdoende toegelicht dat in de functie van parkeerwachter ten aanzien van conflicthantering de functionele mogelijkheden van appellante niet worden overschreden. Ten aanzien van de signalering betreffende het item trappenlopen is de Raad van oordeel dat deze bij de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 16 februari 2010 afdoende is toegelicht.
3.6. Gelet op het voorgaande dient het beroep tegen het besluit van 13 april 2010 ongegrond te worden verklaard.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 28 november 2008 gegrond en vernietigt dat besluit;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 13 april 2010 ongegrond;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten in bezwaar, beroep en in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 2.410,80, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2010.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) T.J. van der Torn.
JL