ECLI:NL:CRVB:2010:BO3963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had de WAO-uitkering van appellante per 21 januari 2009 beëindigd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. Appellante stelde dat haar klachten waren toegenomen en verwees naar een brief van haar behandelende psychiater, K. Gokoel, waarin deze haar klachten bevestigde. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om de medische beoordeling van het Uwv onzorgvuldig of onjuist te achten. De rechtbank vond dat de arbeidsdeskundige voldoende had toegelicht dat appellante in staat was om de voorgehouden functies te verrichten.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2010 was appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M. el Ahmadi. Het Uwv was niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de in eerste aanleg aangevoerde gronden geen aanleiding gaven tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts. De Raad concludeerde dat de informatie van psychiater Gokoel geen nieuw licht wierp op de medische beperkingen van appellante op de datum in geding.
De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de opvatting van Gokoel had betrokken bij de medische beoordeling en dat de arbeidsdeskundige afdoende had toegelicht dat appellante in staat was om de functies van inpakker, sorteerder en productiemedewerker voedingsmiddelen te vervullen. De Raad achtte geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 november 2010.