ECLI:NL:CRVB:2010:BO3945

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6358 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische geschiktheid van appellante

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in 1998 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had ontvangen vanwege een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij niet in staat is om te werken door haar depressieve klachten, die zijn toegenomen na het overlijden van haar vader in november 2008. Ondanks haar psychiatrische behandeling sinds mei 2009 heeft zij in beroep en hoger beroep geen aanvullende medische informatie verstrekt.

De bezwaarverzekeringsarts, J.L. Waasdorp, heeft een zorgvuldig onderzoek ingesteld en geconcludeerd dat appellante medisch geschikt is voor bepaalde functies. De bezwaararbeidsdeskundige, P.H.M. Leentjens, heeft enkele functies als minder geschikt beoordeeld, maar heeft andere functies in aanmerking genomen, waardoor appellante nog steeds een inkomen kan verdienen dat haar arbeidsongeschiktheid in de klasse 55 tot 65% plaatst.

De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit bevestigd en het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is geoordeeld dat appellante geen nadere medische informatie heeft aangeleverd die haar stelling kan onderbouwen. De Raad concludeert dat de eerdere beoordelingen van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige voldoende onderbouwd zijn en dat appellante in staat is de voorgehouden functies te verrichten.

De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2010.

Uitspraak

09/6358 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 11 november 2009, 09/704 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 1 oktober 2010. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is werkzaam geweest als productiemedewerkster op uitzendbasis bij [naam bedrijf] voor veertig uur per week. In 1998 is haar een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2.1. In 2008 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante herbeoordeeld. Daarbij is een onderzoek verricht door de verzekeringsarts die een dysthyme stemmingsstoornis, matig van ernst, heeft vastgesteld. In verband daarmee zijn functionele beperkingen, waaronder een urenbeperking tot vier uur per dag, vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Daarna zijn bij arbeidskundig onderzoek diverse voor appellante geschikt geachte functies geselecteerd. Vastgesteld is dat zij daarmee een zodanig inkomen kan verdienen dat de mate van arbeidsongeschiktheid
55 tot 65% bedraagt. Haar WAO-uitkering is met ingang van 27 januari 2009 dienovereenkomstig herzien.
2.2. Bij besluit van 14 april 2009 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp ten grondslag. Hij heeft het dossier bestudeerd, informatie opgevraagd en verkregen van de huisarts van appellante en appellante onderzocht. Vervolgens heeft hij de FML op enkele onderdelen aangescherpt vanwege het medicijngebruik van appellante. Overigens heeft hij de bevindingen van de primaire verzekeringsarts onderschreven.
Daarna heeft P.H.M. Leentjens, bezwaararbeidsdeskundige, dossierstudie verricht en overleg gepleegd met Waasdorp, waarna hij tot de conclusie is gekomen dat de mate van arbeidsongeschiktheid uitkomt in de klasse 55 tot 65%.
3.1. Appellante heeft in beroep gesteld in het geheel niet te kunnen werken vanwege haar depressieve klachten die na het overlijden van haar vader (eind november 2008) zijn toegenomen. Zij heeft erop gewezen dat zij hiervoor sinds 13 mei 2009 onder psychiatrische behandeling is.
3.2. Bezwaarverzekeringsarts Waasdorp heeft gereageerd dat hetgeen door appellante is aangevoerd niet leidt tot een wijziging van zijn eerder uitgebrachte rapport. Bezwaararbeidsdeskundige Leentjens heeft echter enkele functies minder geschikt geacht voor appellante vanwege de daarin voorkomende belasting op het aspect conflicthantering. In plaats van die functies heeft hij andere functies in aanmerking genomen. Maar ook daarmee zou appellante nog een zodanig inkomen kunnen verdienen dat de mate van arbeidsongeschiktheid binnen de klasse 55 tot 65% blijft.
3.3. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de medische grondslag van het bestreden besluit en met de (vanuit medisch oogpunt bezien) geschikt geachte functies. Zij heeft het beroep van appellante daarom ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellante haar onder 3.1 weergegeven stelling herhaald.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. De Raad is van oordeel dat bezwaarverzekeringsarts Waasdorp een zorgvuldig onderzoek heeft ingesteld naar de (depressieve) klachten van appellante. Ook is de Raad van oordeel dat in de FML, zoals deze door hem is vastgesteld, voldoende rekening is gehouden met alle medische informatie die voorhanden was. Appellante heeft in beroep en in hoger beroep geen nadere medische informatie toegezonden. Hetgeen appellante heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten om haar verdergaand beperkt te achten.
5.2. In de beroepsfase zijn de volgende (al in de primaire fase aan appellante voorgehouden) categorieën functies gehanteerd voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334), huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-271130). Naar het oordeel van de Raad is voldoende onderbouwd dat appellante voor de hieronder vallende parttime functies, zoals deze uiteindelijk in aanmerking zijn genomen, op 27 januari 2009 medisch geschikt kon worden geacht.
5.3. Het voorgaande leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2010.
(get.) J. Brand
(get.) D.E.P.M. Bary
RH