ECLI:NL:CRVB:2010:BO3941

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-843 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de herziening van haar WAO-uitkering aan de orde is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellante per 7 augustus 2008 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% ongegrond was. Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Huisman, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische en arbeidskundige grieven. Ze stelt dat de beperkingen die voortvloeien uit haar psychische en lichamelijke klachten zijn onderschat.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van appellante in wezen een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe relevante gezichtspunten zijn gepresenteerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de medische grondslag van de herziening als juist beoordeeld en is van mening dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag liggen, niet de belastbaarheid van appellante overschrijden.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de herziening van de WAO-uitkering van appellante in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2010.

Uitspraak

10/843 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 januari 2010, 08/3570 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Huisman, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Huisman. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.M.M. Schalkwijk.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellante gericht tegen het besluit op bezwaar van 3 november 2008, waarbij het Uwv - voor zover hier van belang - de beslissing heeft gehandhaafd om de WAO-uitkering van appellante per 7 augustus 2008 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, ongegrond verklaard.
2. In hoger beroep heeft appellante verwezen naar de in beroep aangevoerde medische en arbeidskundige grieven. In het bijzonder wordt aangehaald dat zij in beroep voldoende medische informatie in het geding heeft gebracht ter ondersteuning van haar standpunt dat de beperkingen ten gevolge van haar psychische en lichamelijke klachten zijn onderschat.
3. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen door haar reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe relevante gezichtspunten zijn in hoger beroep niet naar voren gebracht.
4.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellante tegen de medische grondslag afdoende besproken en heeft zij genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de houdbaarheid van de medische grondslag van het herzieningsbesluit van
3 november 2008. Hierin ligt besloten dat de Raad met de rechtbank van oordeel is dat de in beroep overgelegde medische stukken geen objectief medische gegevens bevatten waaruit kan worden afgeleid dat appellante per de datum in geding psychisch en/of lichamelijk meer is beperkt dan door het Uwv is aangenomen. De Raad voegt hier aan toe dat de in hoger beroep overgelegde brief van de huisarts M. den Haan van 9 september 2010 geen nieuwe objectieve medische gegevens bevat betreffende de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding zodat ook in die brief geen aanleiding wordt gevonden voor het oordeel dat het Uwv meer of ernstiger arbeidsbeperkingen in aanmerking had moeten nemen.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de medische grondslag is er geen reden om aan te nemen dat de drie aan de schatting ten grondslag liggende functies de belastbaarheid van appellante overschrijden en niet aan de schatting ten grondslag hadden mogen worden gelegd.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) A.L. de Gier.
JL