ECLI:NL:CRVB:2010:BO3732
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K. Zeilemaker
- M.C. Bruning
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Schorsing en ontslag van een medewerker van de Belastingdienst wegens ernstig plichtsverzuim en medewerking aan onroerendgoedtransacties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die werkzaam was als algemeen facilitair medewerker bij de Belastingdienst. De staatssecretaris van Financiën had hem wegens zeer ernstig plichtsverzuim de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit volgde op een voornemen tot ontslag dat op 13 augustus 2007 aan appellant was medegedeeld. De staatssecretaris had appellant geschorst en zijn bezoldiging ingehouden. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 november 2010 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat appellant had meegewerkt aan het buiten zicht brengen van transactiewinsten door onroerend goed aan te kopen en direct weer te verkopen, wat resulteerde in een aanzienlijke winst. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gronden had voor het ontslagvoornemen en dat de opgelegde straf van ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep tegen de besluiten van 27 februari 2008 en 2 april 2008 gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.288,-.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren en de gevolgen van ernstig plichtsverzuim, vooral in situaties waarin integriteit en transparantie van groot belang zijn. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris op juiste gronden had gehandeld en dat de appellant niet in zijn belangen was geschaad door de procedurele tekortkomingen.