ECLI:NL:CRVB:2010:BO3648

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6986 WAO + 09/6987 WAO + 09/6988 WAO + 09/6989 WAO + 10/406 WAO + 10/1594 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
  • M. Greebe
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WAO-beoordelingen en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om hoger beroep van betrokkene tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WAO-uitkering. Betrokkene, wonende in Thailand, heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv ten onrechte geen verdergaande medische urenbeperking heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 29 september 2010, waarbij partijen niet verschenen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van betrokkene gegrond verklaard en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Het Uwv had op 11 maart 2010 een nadere rapportage van de bezwaarverzekeringsarts ingezonden en een nieuw besluit genomen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak overwogen en geconcludeerd dat er voldoende psychische en fysieke beperkingen zijn aangenomen om aan te sluiten bij het energieniveau van betrokkene. Er is echter geen sprake van een ernstige psychiatrische stoornis, waardoor een verdergaande urenbeperking niet noodzakelijk is. De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak in zoverre vernietigd. Het beroep van betrokkene is ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van het Uwv in stand blijven.

Uitspraak

09/6986 WAO + 09/6987 WAO + 09/6988 WAO + 09/6989 WAO + 10/406 WAO + 10/1594 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], Thailand (hierna: betrokkene),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2009, 08/771, 08/1994, 08/1996 en 09/1887 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
betrokkene en het Uwv.
Datum uitspraak: 10 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld en op 11 maart 2010 een nadere rapportage van de bezwaarverzekeringsarts ingezonden. Ter uitvoering van de in de aangevallen uitspraak gegeven opdracht heeft het Uwv een nader besluit genomen, gedateerd 11 maart 2010.
De gedingen zijn gevoegd ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 29 september 2010, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraken. De door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden worden door partijen niet betwist en vormen daarom voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming.
2. Het Uwv heeft betrokkene diverse malen herbeoordeeld hetgeen heeft geleid tot de volgende bestreden besluiten:
- het besluit van 7 mei 2007 (hierna: het bestreden besluit 1), waarbij de herziening van de uitkering van betrokkene ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 15 april 2004 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% is gehandhaafd;
- het besluit van 30 mei 2006 (hierna: het bestreden besluit 2), waarbij de aanvankelijke herziening van de WAO-uitkering per 19 juli 2006 naar de klasse 15 tot 25% is herroepen en betrokkene alsnog is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%;
- het besluit van 31 januari 2008 (hierna: het bestreden besluit 3), waarbij de aanvankelijke herziening van de WAO-uitkering per 3 maart 2008 naar de klasse 25 tot 35% is herroepen en betrokkene alsnog is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%;
- het besluit van 27 mei 2009 (hierna: het bestreden besluit 4), waarbij de aanvankelijke herziening van de WAO-uitkering per 25 mei 2009 naar de klasse 25 tot 35% is herroepen en betrokkene is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep nog van belang, het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen de bestreden besluiten 2, 3, en 4, gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en het Uwv opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Voorts heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de door betrokkene gemaakte proceskosten en bepaald dat het Uwv het griffierecht aan betrokkene vergoedt.
4.1. Het hoger beroep van het Uwv richt zich uitsluitend tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het bestreden besluit 4. Ter uitvoering van de in de aangevallen uitspraak gegeven opdracht heeft het Uwv bij besluit van 11 maart 2010 (hierna: het bestreden besluit 5), de WAO-uitkering van appellant per 19 juli 2006 en 3 maart 2008 (wederom) ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
4.2. Betrokkene heeft, kort samengevat, in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv ten onrechte geen verdergaande medische urenbeperking heeft aangenomen.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Aangezien het bestreden besluit 5 aan het beroep niet geheel tegemoet komt, wordt ingevolge de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit beroep daartegen geacht mede te zijn gericht.
5.2.1. Partijen worden - in alle gedingen - uitsluitend verdeeld gehouden over de vraag of een verdergaande urenbeperking dan door het Uwv is aangenomen noodzakelijk is. De Raad beoordeelt als eerste het hoger beroep van het Uwv. De verzekeringsarts heeft onderzoek verricht en mede op basis van een expertiserapport van psychiater
W.M.J. Hassing van 25 augustus 2008 bij betrokkene psychische en lichamelijke beperkingen aangenomen. Volgens de verzekeringsarts is er, indien met al deze beperkingen rekening wordt gehouden, geen grond om tevens een urenbeperking te stellen op energetische gronden. Er is geen sprake van een aandoening die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen, zoals een ernstige hart- of longziekte of een diepe depressie. Het dagverhaal is goed gevuld en laat geen structurele rustbehoefte zien, aldus de verzekeringsarts. De bezwaarverzekeringsarts heeft deze zienswijze onderschreven. De rechtbank heeft het Uwv in de aangevallen uitspraak niet gevolgd in het standpunt dat een urenbeperking niet meer aan de orde is en daartoe verwezen naar het expertiserapport van psychiater Hassing, waarin staat dat betrokkene op grond van zijn sociale fobie, recidiverende depressieve stoornis en ontwijkende persoonlijkheidsstoornis beperkt wordt geacht in het sociale contact, dat er een verlaagd energieniveau is en dat er initiatiefvermindering en concentratieproblemen zijn. Volgens de rechtbank kan de diagnose recidiverende depressieve stoornis en de vaststelling dat sprake is van energieverlies op grond van de Standaard beperking arbeidsduur er toe leiden dat een urenbeperking wordt aangenomen. De door de verzekeringsartsen van het Uwv gegeven motivering waarom een urenbeperking niet langer aan de orde is, acht de rechtbank onvoldoende en op punten onjuist. De rechtbank heeft tot slot van belang geacht dat uit de rapportage van Hassing volgt dat de beperkingen in verband met betrokkenes mentale belastbaarheid bestaan naast het verlaagd energieniveau.
5.2.2. Het Uwv heeft zich onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 12 januari 2010 op het standpunt gesteld dat uit de rapportage van Hassing niet is op te maken dat een meer dan enigszins beperkte urenbeperking geïndiceerd is. Het hebben van een verlaagd energieniveau betekent volgens de bezwaarverzekeringsarts niet dat er noodzakelijkerwijs een urenbeperking moet worden aangenomen. In het geval van betrokkene is gekozen voor het aannemen van psychische en fysieke beperkingen om aan te sluiten bij het energieniveau van betrokkene. Het daarnaast aannemen van een urenbeperking is niet geïndiceerd, nu er geen sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis, aldus de bezwaarverzekeringsarts.
5.2.3. De Raad is van oordeel dat de (bezwaar)verzekeringsarts terecht heeft kunnen stellen dat er geen medische gronden zijn om op de datum in geding, te weten 27 mei 2009, een verdergaande urenbeperking aan te nemen en die stelling van een voldoende motivering heeft voorzien. De rechtbank heeft in de rapportage van psychiater Hassing ten onrechte een aanknopingspunt gezien om te concluderen dat de motivering van de verzekeringsartsen, zoals weergegeven in 5.2.1 en 5.2.2, onvoldoende is. Psychiater Hassing geeft in haar rapport geen expliciet oordeel over de noodzaak tot het aannemen van een urenbeperking en het verlaagd energieniveau van betrokkene is onderkend door de (bezwaar)verzekeringsarts met het aannemen van psychische en fysieke beperkingen. De Raad is niet gebleken van aanknopingspunten voor het oordeel dat naast het aannemen van deze beperkingen, een verdergaande urenbeperking noodzakelijk is.
5.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep van het Uwv slaagt en dat de aangevallen uitspraak in zoverre dient te worden vernietigd. Nu in hoger beroep niet is gebleken dat het bestreden besluit 4 op andere gronden onrechtmatig is te achten, is de Raad van oordeel dat het hiertegen ingediende beroep ongegrond dient te worden verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep van betrokkene niet slaagt.
5.4. Uit het oordeel van de Raad over het bestreden besluit 4 volgt dat ook de aan de overige bestreden besluiten ten grondslag liggende opvatting van het Uwv wordt onderschreven dat een verdergaande urenbeperking niet aan de orde is.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten en voor zover betrekking hebbende op de besluiten van 7 mei 2007, 30 mei 2006 en 31 januari 2008;
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover betrekking hebbende op het besluit van 27 mei 2009;
Verklaart het beroep, voor zover betrekking hebbende op het besluit van 27 mei 2009 ongegrond;
Verklaart het beroep voor zover dit geacht moet worden mede te zijn gericht tegen het besluit van 11 maart 2010 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en M. Greebe en C.P.M. van de Kerkhof als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
TM