ECLI:NL:CRVB:2010:BO3333

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1619 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenpensioen op basis van ANW en verzekeringsstatus echtgenoot

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenpensioen ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) ongegrond had verklaard. De aanvraag was afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in 1999 niet verzekerd was voor de ANW. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, maar de Raad had deze uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft appellante opnieuw benadrukt dat haar echtgenoot in Nederland heeft gewerkt en dat zij zich in een moeilijke financiële situatie bevindt. Ze heeft aangeboden om alsnog premie voor de vrijwillige verzekering van haar echtgenoot te betalen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de ANW een risicoverzekering is, wat betekent dat er alleen recht op uitkering bestaat als de overledene ten tijde van zijn overlijden verzekerd was. De Raad heeft bevestigd dat de eerdere afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de verzekeringsstatus van de echtgenoot op het moment van overlijden bepalend is en de financiële situatie van appellante geen rol speelt in de beoordeling van haar aanspraken.

De Raad heeft ook opgemerkt dat postume toelating van de echtgenoot tot de vrijwillige verzekering niet mogelijk is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 5 november 2010.

Uitspraak

10/1619 ANW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2010, 05/5274 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 5 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2010.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een nabestaandenpensioen ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW). Bij besluit van 21 december 2001 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen onder overweging dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden [in] 1999 niet verzekerd was voor de ANW. Appellantes bezwaar hiertegen is bij besluit van 21 augustus 2002 ongegrond verklaard.
1.2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 augustus 2002. Dit beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 28 augustus 2003 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft deze uitspraak op 20 mei 2005 vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak van 19 februari 2010 heeft de rechtbank appellantes beroep tegen het besluit van 21 augustus 2002 ongegrond verklaard.
3. Ook in hoger beroep heeft appellante erop gewezen dat haar echtgenoot in Nederland werkzaam is geweest en dat zij zich in een benarde financiële positie bevindt. Zij heeft zich voorts bereid verklaard alsnog premie voor de vrijwillige verzekering van haar echtgenoot te betalen.
4.1. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Zoals de rechtbank heeft opgemerkt, is de ANW een risicoverzekering. Dit brengt met zich dat slechts recht op een uitkering op grond van deze wet kan bestaan indien de overledene ten tijde van zijn overlijden verzekerd was. Dat de echtgenoot van appellante in het verleden in Nederland werkzaam is geweest, is derhalve niet van belang.
4.2. Evenmin speelt de financiële positie van appellante een rol bij de beoordeling van haar aanspraken. Naar aanleiding van haar aanbod alsnog de premie voor de vrijwillige verzekering te voldoen kan de Raad slechts opmerken dat postume toelating van appellantes echtgenoot tot de vrijwillige verzekering niet mogelijk is.
4.3. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en E.E.V. Lenos en C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) T.J. van der Torn.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
IvR