ECLI:NL:CRVB:2010:BO3264

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1744 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 december 2008, waarbij zijn uitkering werd herzien van 80-100% naar 35-45% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 24 september 2010 heeft appellant zijn standpunt herhaald dat het Uwv zijn medische beperkingen onderschat. Het Uwv heeft echter in een verweerschrift aangegeven dat appellant, ondanks zijn beperkingen, geschikt was voor de geselecteerde functies. De bezwaarverzekeringsarts heeft overtuigend gemotiveerd welke beperkingen in verband met de knieklachten van appellant van toepassing waren. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven en geen reden gezien om de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel te trekken.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die zijn standpunt ondersteunt. De conclusie is dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, en dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2010.

Uitspraak

10/1744 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 januari 2010, 09/2536 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2010. Appellant is in persoon verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.B. Snoek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 1 december 2008 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 2 februari 2009 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 4 mei 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellant op 2 februari 2009, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat hij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de (bezwaar)arbeidsdeskundige geselecteerde functies. De bezwaararbeidsdeskundige heeft, naar aanleiding van de door de bezwaarverzekeringsarts aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst, de geduide functies opnieuw beoordeeld waarbij een van de functies is komen te vervallen. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van de drie overgebleven functies met de hoogste lonen met het voor hem geldende maatmaninkomen resulteert volgens het Uwv in een verlies aan verdiencapaciteit van 35 tot 45%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3.1. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgrond herhaald dat het Uwv zijn medische beperkingen onderschat.
3.2. Met de rechtbank ziet de Raad geen reden om de beoordeling door en de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsarts in twijfel te trekken. De bezwaarverzekeringsarts heeft overtuigend gemotiveerd welke beperkingen in verband met de knieklachten nodig waren. Bij zijn oordeelsvorming heeft de bezwaarverzekeringsarts de beschikking gehad over de informatie van de appellant behandelende orthopeed. De Raad kan zich vinden in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 20 april 2009. In hoger beroep heeft appellant geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat voor appellant andere dan wel verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Aan de eigen mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad dan ook niet dat gewicht toekennen dat appellant daaraan gehecht wil zien.
3.3. Aldus ervan uitgaande dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is te achten, heeft de Raad evenmin grond om de arbeidskundige grondslag niet als juist te aanvaarden.
4. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.A. van Amerongen.
NW