ECLI:NL:CRVB:2010:BO3253
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 november 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin appellant zijn lichamelijke en psychische beperkingen als onderschat beschouwde. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het Uwv het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit had gegrond verklaard, maar de mate van arbeidsongeschiktheid had herzien van 80-100% naar 65-80%.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de belastbaarheid die door de (bezwaar)verzekeringsartsen is vastgesteld. Appellant is onderzocht door de bezwaarverzekeringsarts en er is rekening gehouden met informatie van de huisarts en medicijngebruik. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende aandacht is besteed aan de rug- en handklachten van appellant en dat zijn psychische belastbaarheid niet is onderschat.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek in Duitsland onvoldoende zorgvuldig was en dat er geen rekening is gehouden met zijn specifieke aandoeningen, zoals de ziekte van Scheuermann en een carpaal tunnelsyndroom. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om het oordeel van de rechtbank te herzien en heeft de bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige onderschreven. Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.