ECLI:NL:CRVB:2010:BO3253

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4535 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 november 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin appellant zijn lichamelijke en psychische beperkingen als onderschat beschouwde. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het Uwv het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit had gegrond verklaard, maar de mate van arbeidsongeschiktheid had herzien van 80-100% naar 65-80%.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de belastbaarheid die door de (bezwaar)verzekeringsartsen is vastgesteld. Appellant is onderzocht door de bezwaarverzekeringsarts en er is rekening gehouden met informatie van de huisarts en medicijngebruik. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende aandacht is besteed aan de rug- en handklachten van appellant en dat zijn psychische belastbaarheid niet is onderschat.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek in Duitsland onvoldoende zorgvuldig was en dat er geen rekening is gehouden met zijn specifieke aandoeningen, zoals de ziekte van Scheuermann en een carpaal tunnelsyndroom. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om het oordeel van de rechtbank te herzien en heeft de bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige onderschreven. Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/4535 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Duitsland (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2009, 07/4837 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. A.M. Engelen, advocaat te Boxmeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2010, waar appellant is verschenen bijgestaan door zijn raadsman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F. Houtbeckers.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitvoerig overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. De Raad volstaat met de vermelding dat het Uwv bij besluit op bezwaar van 31 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 december 2006 gegrond heeft verklaard. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv bepaald dat de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 25 februari 2007 van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% herzien wordt naar 65 tot 80%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep heeft appellant -kort samengevat- aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen zijn onderschat, dat het medisch onderzoek in Duitsland onvoldoende zorgvuldig was en dat geen rekening is gehouden met de ziekte van Scheuermann en een carpaal tunnelsyndroom. Voorts is gesteld dat appellant door zijn medische beperkingen niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad ziet in hetgeen appellant naar voren heeft gebracht geen aanleiding het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de door de (bezwaar)verzekeringsartsen voor appellant vastgestelde belastbaarheid, zoals is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2006. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellant ook door de bezwaarverzekeringsarts is onderzocht, dat informatie van de huisarts en het medicijngebruik is meegewogen en dat genoegzaam is ingegaan op de rug- en handklachten van appellant. De Raad heeft gelet op de bevindingen uit het medisch onderzoek en de vastgestelde beperkingen in de FML geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt van appellant dat zijn psychische belastbaarheid is onderschat.
4.2. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, geen aanleiding voor de veronderstelling dat de in aanmerking genomen functies in medisch opzicht niet geschikt zijn voor appellant. In dit verband onderschrijft de Raad de bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapporten van 30 oktober 2007 en 9 oktober 2009.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.A. van Amerongen.
CVG