ECLI:NL:CRVB:2010:BO3244

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4304 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante, die als applicatiebeheerder werkte, was op 2 mei 2005 uitgevallen wegens psychische klachten. Haar WAO-uitkering, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, werd per 15 oktober 2008 herzien naar 65 tot 80% op basis van een besluit van 18 augustus 2008. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard op 4 december 2008.

De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren om te concluderen dat het Uwv onjuiste medische beperkingen had vastgesteld. De verzekeringsarts had dossierstudie verricht en appellante onderzocht, waarna de medische beperkingen in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de medische belastbaarheid van appellante op zorgvuldige wijze had vastgesteld en dat er geen reden was om de FML aan te passen. Appellante had haar bezwaren tegen de FML niet met medische stukken onderbouwd.

In hoger beroep stelde appellante dat de rechtbank onvoldoende medische kennis had om te oordelen over de medische beperkingen en dat een onafhankelijk medisch deskundige benoemd diende te worden. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep tegen het bestreden besluit niet kon slagen. De Raad vond geen aanknopingspunten om te concluderen dat het Uwv de medische beperkingen van appellante had onderschat en zag ook geen reden om een medisch deskundige te benoemen. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit werd eveneens als voldoende gemotiveerd beschouwd.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/4304 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juli 2009, 08/9432 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een vraagstelling van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2010. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.F.G. Hermans.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante was werkzaam als applicatiebeheerder gedurende 18 uur per week toen zij op 2 mei 2005 uitviel wegens psychische klachten. Met ingang van 15 oktober 2008 is bij besluit van 18 augustus 2008 de aan appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekende uitkering, welke laatstelijk was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Het door appellante tegen het besluit van 18 augustus 2008 gemaakte bezwaar is bij besluit van 4 december 2008
(hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het Uwv van onjuiste medische beperkingen is uitgegaan of onzorgvuldig is geweest. Uit zijn rapport van 11 juli 2008 komt naar voren dat de verzekeringsarts dossierstudie heeft verricht, informatie opgevraagd bij de behandelaars van appellante, en haar tijdens een spreekuurcontact onderzocht. Vervolgens heeft hij de medische beperkingen van appellante neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). In deze FML van 11 juli 2008 zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Tevens wordt appellante niet in staat geacht tot werken tijdens de avond en nacht. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapport van 24 november 2008 geconcludeerd dat de verzekeringsarts op een zorgvuldige en navolgbare wijze de medische belastbaarheid van appellante heeft vastgesteld en dat er geen reden is de FML aan te passen. Geoordeeld is dat de bezwaren van appellante tegen de FML zijn gebaseerd op een subjectieve beleving van haar beperkingen. Tevens is vastgesteld dat appellante in beroep haar betoog dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv aangenomen niet met medische stukken heeft onderbouwd. Het inwinnen van een medisch deskundigenadvies heeft de rechtbank niet noodzakelijk geacht. Over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 13 augustus 2008 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante passend zijn te achten.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank onvoldoende medische kennis heeft om te oordelen dat het Uwv van de juiste medische beperkingen is uitgegaan. Zij bestrijdt ook dat de bezwaarverzekeringsarts haar bezwaren tegen de FML afdoende heeft weerlegd. Benoeming van een onafhankelijk medisch deskundige acht appellante noodzakelijk.
4. De Raad is van oordeel dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat het beroep tegen het bestreden besluit niet kon slagen. De Raad kan zich geheel verenigen met de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. In hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht ziet de Raad geen aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de medische beperkingen van appellante tot het verrichten van arbeid door het Uwv zijn onderschat. Hierin ligt besloten dat ook de Raad geen aanleiding ziet om een medisch deskundige te benoemen. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de Raad van oordeel, dat in de (bezwaar)arbeidskundige rapporten van 13 augustus 2008 en 12 mei 2010 afdoende is gemotiveerd dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de voor haar vastgestelde belastbaarheid.
5. Uit hetgeen onder 4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) D.E.P.M. Bary.
CVG