ECLI:NL:CRVB:2010:BO3235

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1186 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van somatoforme stoornis

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had in hoger beroep gesteld dat zij op de in geding zijnde datum leed aan een ongedifferentieerde somatoforme stoornis, waardoor zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden had. De Raad oordeelde dat deze stelling onvoldoende gemotiveerd was en dat de door appellante ingebrachte medische gegevens niet overtuigend waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond was verklaard. De Raad zag geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien er geen nieuwe objectieve medische gegevens waren die de stelling van appellante konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

10/1186 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 januari 2010, 08/9129
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak:29 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij Delescen Advocaten te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door Aerts. Voor het Uwv is verschenen A.W.G. Determan.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 8 september 2008 heeft het Uwv de mate waarnaar aan appellante WAO-uitkering was toegekend per 5 november 2008 herzien van 80% of meer naar 35 tot 45%.
2. Bij besluit van 19 november 2008 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van
4 september 2008 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
19 november 2008 ongegrond verklaard.
4. Appellante heeft zich hier niet mee kunnen verenigen en heeft in hoger beroep - kort samengevat - herhaald dat de door haar in beroep geraadpleegde psychiater A.R. Hertroijs de diagnose ongedifferentieerde somatoforme stoornis heeft gesteld. Ook heeft hij aangegeven dat appellante op de datum in geding geen duurzaam benutbare mogelijkheden had. Deze gegevens heeft de bezwaarverzekeringsarts ten onrechte en ongemotiveerd naast zich neergelegd.
5.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank op juiste wijze besproken en ook op juiste wijze uiteengezet waarom het besluit van 19 november 2008 de rechterlijke toets kan doorstaan. Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk andere gronden naar voren gebracht dan in beroep. Evenmin heeft zij aangegeven waarom het oordeel van de rechtbank over hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd, waaronder haar commentaar op het niet volgen van Hertroijs, naar haar mening onjuist is. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. De Raad voegt hier nog aan toe dat een diagnose op zichzelf geen beperkingen met zich brengt, in ieder afzonderlijk geval moet de belastbaarheid vastgesteld worden. Met de door Hertroijs gestelde diagnose is dat niet anders. De stelling van Hertroijs dat er bij appellante op de in geding zijnde datum sprake was van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis en zij toentertijd dus geen duurzaam benutbare mogelijkheden had, acht de Raad onvoldoende gemotiveerd. Nu er geen medische, objectieve stukken zijn waaruit blijkt dat appellante meer of anders beperkt is dan is aangenomen in de FML, dan wel dat zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden had op de datum in geding, kan appellante in haar standpunt niet gevolgd worden. In de in hoger beroep ingebrachte brieven van appellantes huisarts van 6 juli 2010, cardioloog i.o. L. Antoni van
16 augustus 2010 en huisarts i.o. C. Smeenk van 25 augustus 2010 ziet de Raad evenmin aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de FML. Deze stukken hebben geen betrekking op de datum in geding en bevatten ook geen objectieve, medische gegevens die nog niet bekend waren.
5.2. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de Raad geen aanleiding ziet een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
6. Het vorengaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat bijgevolg de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
IvR