ECLI:NL:CRVB:2010:BO2843

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4006 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift door appellante met psychische gezondheidsproblemen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge ongegrond werd verklaard. Het College had op 14 december 2007 een maatregel opgelegd aan appellante, waarbij haar bijstand met 5% werd verlaagd. Appellante maakte op 5 februari 2008 bezwaar tegen dit besluit, maar het College verklaarde dit bezwaar op 6 mei 2008 niet-ontvankelijk wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 29 mei 2009.

Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij door haar psychische gezondheidstoestand niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar was verstreken en dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij gedurende deze termijn buiten staat was om bezwaar te maken. De Raad verwees naar artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De Raad concludeerde dat appellante geen medische stukken had overgelegd die haar standpunt onderbouwden.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 2 november 2010.

Uitspraak

09/4006 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 mei 2009, 08/2908 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge (hierna: College)
Datum uitspraak: 2 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2010. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.A. den Ottelander, werkzaam bij de gemeente Halderberge.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 14 december 2007 (verzonden 20 december 2007) heeft het College appellante een maatregel opgelegd, inhoudende dat de bijstand met ingang van 1 januari 2008 voor de duur van een maand met 5% wordt verlaagd.
1.2. Op 5 februari 2008 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 december 2007.
1.3. Bij besluit van 6 mei 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 14 december 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 6 mei 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de wettelijke termijn van zes weken voor het maken van bezwaar ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift was verstreken.
4.2. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.
4.3. Appellante stelt zich op het standpunt dat zij vanwege haar psychische gezondheidstoestand niet in staat is geweest tijdig bezwaar te maken.
4.4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Ook voor de Raad is niet komen vast te staan dat appellante gedurende de bezwaartermijn in verband met haar psychische gezondheidssituatie buiten staat was om een - al dan niet voorlopig - bezwaarschrift in te (laten) dienen. Dit leidt de Raad - anders dan appellante - niet af uit het enkele feit dat appellante ten tijde in geding was vrijgesteld van haar sollicitatieverplichting. Door appellante zijn ook in hoger beroep geen (medische) stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat appellante ter zake van de termijnoverschrijding geen verwijt treft.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2010.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) J. de Jong.
EK