ECLI:NL:CRVB:2010:BO2840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de einddatum van de WW-uitkering na ziekteperiode
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de herziening van de einddatum van de WW-uitkering van de appellant, die in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de einddatum van de WW-uitkering op 31 oktober 2010 gesteld moest worden, maar het Uwv had op goede gronden besloten dat deze einddatum op 29 juli 2010 moest worden vastgesteld, rekening houdend met een ziekteperiode van de appellant.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de periode na herleving van de WW-uitkering twee jaar minus drie maanden bedraagt. De Raad heeft daarbij de eerste drie maanden waarin de appellant ziekengeld ontving buiten beschouwing gelaten. Dit leidde tot de conclusie dat de einddatum van de WW-uitkering niet op 31 oktober 2010, maar op 29 juli 2010 moest worden vastgesteld. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Werkloosheidswet (WW) en de gevolgen van wijzigingen in de persoonlijke situatie van de uitkeringsgerechtigde. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.