[appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2009, 07/3484 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 29 oktober 2010
Namens appellante heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2010. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde mr. De Roy van Zuydewijn. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
1.1. [M.], geboren in 1927, heeft in Nederland gewoond en gewerkt en is na zijn pensionering naar Marokko geremigreerd met behoud van een hem op grond van de Algemene Ouderdomswet toegekend ouderdomspensioen. Daar is hij gehuwd met appellante, geboren in 1960, die hem drie kinderen schonk. Tot 1 januari 2000 is [M.] verplicht verzekerd gebleven voor de Algemene nabestaandenwet (ANW), laatstelijk op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746). In aansluiting hierop heeft [M.] een vrijwillige verzekering voor de ANW afgesloten.
1.2. Op 12 oktober 2006 is [M.] in Marokko overleden.
1.3. Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW aangevraagd. Op deze aanvraag is bij besluit van 12 januari 2007 afwijzend beslist op de grond dat [M.] op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was, aangezien [M.] de vrijwillige verzekering voor de ANW bij brief van 7 mei 2002 heeft opgezegd. Appellantes bezwaar tegen het besluit van 12 januari 2007 is bij besluit van 25 juli 2007 door de Svb ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellante evenals in beroep gesteld dat [M.] de vrijwillige verzekering voor de ANW niet of niet rechtsgeldig heeft opgezegd. Verder heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat indien wordt aangenomen dat [M.] de vrijwillige verzekering wèl rechtsgeldig heeft opgezegd, het strijdig is met het beginsel van fair play om die opzegging te effectueren. In dit verband is verwezen naar de uitspraak van deze Raad van 24 juli 2008, LJN BD9294. Met betrekking tot de beëindiging van de verplichte verzekering voor de ANW per 1 januari 2000 heeft appellante opnieuw aangevoerd dat die beëindiging strijdig is met het vertrouwensbeginsel en diverse bepalingen van internationaal en Europees recht.
3.2. De Raad onderschrijft de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak ter zake gebezigde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Indien [M.] de vrijwillige verzekering voor de ANW niet had willen prijsgeven, had het op zijn weg gelegen om te reageren op de restitutie van reeds ingehouden premies voor de ANW, het niet langer inhouden van premies voor de ANW op zijn ouderdomspensioen en het niet langer toezenden van premienota’s. Ten aanzien van het beroep dat appellante heeft gedaan op eerdergenoemde uitspraak van 24 juli 2008 en het beginsel van fair play overweegt de Raad dat er geen enkele aanwijzing is dat [M.] de vrijwillige verzekering voor de ANW niet in volledige vrijheid heeft prijsgegeven.
Wat betreft de beëindiging van de verplichte verzekering voor de ANW per 1 januari 2000, verwijst de Raad kortheidshalve naar zijn uitspraak van 26 mei 2010, LJN BM6338 in een geding waarin de gemachtigde van appellante ook is opgetreden.
4. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep van appellante niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2010.
(get.) M.M. van der Kade.