ECLI:NL:CRVB:2010:BO1765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6531 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek ingediend tot herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 maart 2009, waarin haar aanspraken op een WAO-uitkering aan de orde waren. De Raad heeft op 22 oktober 2010 uitspraak gedaan op dit verzoek. Verzoekster was niet aanwezig op de zitting van 3 september 2010, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De Raad heeft overwogen dat de grieven van verzoekster niet aan de orde konden komen, omdat het eerdere besluit van 13 maart 2003 enkel betrekking had op de opheffing van de schorsing van de Wajong-uitkering en niet op de WAO-uitkering zelf.

Verzoekster heeft een aantal documenten ingediend ter ondersteuning van haar verzoek, maar de Raad heeft geconcludeerd dat deze geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die relevant zijn voor de herziening. De Raad heeft vastgesteld dat de ingediende stukken geen zelfstandige grieven bevatten tegen de eerdere uitspraak en dat het verzoek om herziening daarom moet worden afgewezen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G. van der Wiel als voorzitter en J.W. Schuttel en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2010.

Uitspraak

09/6531 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 maart 2009, 05/2055 WAO,
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 maart 2009, 05/2055 WAO.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 3 september 2010 aan de orde gesteld. Verzoekster is niet verschenen. Het Uwv heeft zich met voorafgaande kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. In de uitspraak van 4 maart 2009 heeft de Raad overwogen dat de grieven van verzoekster betreffende de gestelde aanspraken op een WAO-uitkering in dat geding niet aan de orde kunnen komen aangezien bij het besluit van 13 maart 2003 uitsluitend beslissingen zijn gegeven over de opheffing van de schorsing, de hoogte en de uitbetaling van de Wajong-uitkering van verzoekster. Verzoekster heeft geen zelfstandige grieven aangevoerd tegen het opheffen van de schorsing van de Wajong-uitkering en de ongewijzigde voortzetting ervan met ingang van 1 januari 1998 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2.1. Verzoekster heeft de Raad een “klacht + herziening verzoek inzake samenloop AAW-AWW per 1-7-1996” doen toekomen, vergezeld van een groot aantal bijlagen die betrekking hebben op verzoeksters recht op een nabestaandenuitkering, haar contacten met de Sociale Verzekeringsbank daarover, en de verrekening met de aan verzoekster toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.2. In het verweerschrift heeft het Uwv opgemerkt dat het verzoek geen betrekking heeft op de uitspraak van 4 maart 2009.
3.1. Dat haar ongedateerde brief, bij de Raad ontvangen op 30 november 2009, is aangemerkt als verzoek om herziening van de uitspraak van 4 maart 2009, is verzoekster kenbaar gemaakt door toezending van het verweerschrift van het Uwv. Van haar is geen nadere reactie ontvangen.
3.2. Aangenomen aldus dat de brief van verzoekster moet worden begrepen als verzoek om herziening van de uitspraak van 4 maart 2009, is de Raad van oordeel dat hetgeen verzoekster aanvoert geen feiten of omstandigheden als bedoeld in overweging 1.1 bevat. Het verzoek moet dan ook worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J.W. Schuttel en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.L. de Gier.
CVG