ECLI:NL:CRVB:2010:BO1761

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2402 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtsgevolgen van een verhuisadvies in het kader van de Wmo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die blind is en diverse andere gezondheidsproblemen heeft, tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem. Appellante had bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem een verhuisadvies aangevraagd, dat zij nodig had om een geschikte woning te vinden. Het College verstrekte dit advies, maar appellante was van mening dat het advies niet voldeed aan haar behoeften en dat het niet als een besluit kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar verklaarde haar bezwaar tegen het verhuisadvies niet-ontvankelijk, omdat het College geen besluit had genomen dat gericht was op rechtsgevolg.

In hoger beroep voerde appellante aan dat het verhuisadvies wel degelijk rechtsgevolgen met zich meebracht, omdat het haar aanspraak op een geschikte woning zou creëren. Het College betwistte dit en stelde dat het verhuisadvies geen besluit was en geen recht op een woning creëerde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verhuisadvies inderdaad geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het geen wijziging in de rechten of plichten van appellante teweegbracht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht had op een besluit op haar bezwaar tegen het verhuisadvies.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de Raad geen reden zag om dit te doen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 oktober 2010.

Uitspraak

09/2402 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 maart 2009, 08/4960 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem (hierna: College)
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Namens het College is een verweerschrift ingezonden. Het College heeft voorts - desgevraagd - nadere stukken ingezonden.
Namens appellante is een reactie ingezonden op het verweerschrift van het College.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Fischer. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Baro, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren op 25 februari 1962, is blind. Daarnaast is sprake van hartproblemen, een vasculaire aandoening, een nierpancreastransplantie en diabetes. Nadat haar relatie verbroken was, is zij op zoek gegaan naar een voor haar handicap geschikte woning. Met het oog daarop heeft zij bij het College door middel van een op 30 december 2007 gedagtekend formulier een verhuisadvies aangevraagd.
1.2. Het College heeft appellante bij brief van 18 februari 2008 kennis gegeven van zijn beslissing om een verhuisadvies te verstrekken. De door appellante te betrekken woning moet zonder trapgebruik te bereiken en te bewonen zijn, gelijkvloers zijn en voorzien zijn van een mogelijkheid om de tandem te stallen.
1.3. Appellante heeft bij brief van 27 maart 2008 bezwaar gemaakt tegen de brief van 18 februari 2008. Zij vindt het programma van eisen ontoereikend om zelfstandig te kunnen wonen, leven en werken. Met haar visuele beperking is geen rekening gehouden. Appellante wenst ook eisen gesteld te zien met betrekking tot het woonoppervlak, de heetwatervoorziening, de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder de bushalte, en de toegankelijkheid voor mantelzorgers.
1.4. Het College heeft het bezwaar van appellante bij beslissing op bezwaar van 19 juni 2008 ongegrond verklaard.
1.5. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 juni 2008.
2. De rechtbank heeft - met bepalingen over proceskosten en griffierecht - het beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 juni 2008 vernietigd en het bezwaar van appellante tegen de brief van 18 februari 2008 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat niet gebleken is dat deze brief een handeling gericht op rechtsgevolg behelst. Hij brengt geen wijziging teweeg in de rechten en plichten van appellante, noch brengt hij anderszins wijziging in haar rechtspositie. Noch de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) noch de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2007 (Vvmo) maakt melding van de mogelijkheid van een voorziening in de vorm van een verhuisadvies.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de brief van 18 februari 2008 wel op rechtsgevolg is gericht. Het rechtsgevolg is het ontstaan van een aanspraak, indien een geschikte woning wordt gevonden. In dat geval mag appellante verhuizen en draagt de gemeente bij in de kosten van verhuizing en inrichting. Daarbij past dat een woning pas geaccepteerd mag worden na gemeentelijke akkoordbevinding. Daarmee wordt voorkomen dat een woning wordt betrokken waarin nog aanpassingen moeten plaatsvinden. Ten aanzien van de inhoud van het verhuisadvies is aangevoerd dat daarin ten onrechte geen rekening is gehouden met eisen die aan de woonomgeving moeten worden gesteld. In dat verband is een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zoals uitgelegd in EHRM 24 februari 1998 (Botta) en 4 mei 1999 (Marzari).
4. Het College heeft in hoger beroep aangevoerd dat een verhuisadvies geen besluit is dat is gericht op een concreet extern rechtsgevolg. Er ontstaat door dat advies geen recht op een concrete woning en het is geen urgentieverklaring; het werkt niet prioriterend. Het verhuisadvies behoort ook niet tot de voorzieningen genoemd in de Wmo en de Vvmo. Het staat appellante vrij een woning te betrekken die afwijkt van het advies. Haar zal dan echter worden tegengeworpen dat zij verhuisd is van een geschikte naar een ongeschikte woning en om die reden geen recht heeft op woningaanpassing(en). Wanneer appellante, indien zij een geschikte woning aangeboden krijgt, in aanmerking wenst te komen voor een verhuiskostenvergoeding, dient zij daarvoor een aparte aanvraag te doen. Met betrekking tot de inhoud van het advies heeft het College gemotiveerd bestreden dat sprake is van strijd met artikel 8 EVRM.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.1. Artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Blijkens het tweede lid van dit artikel wordt onder beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Op grond van artikel 7:1 van de Awb kan slechts bezwaar worden gemaakt tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
5.1.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wmo wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder: “(…)
g. maatschappelijke ondersteuning: (…)
6°. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; (…).”
5.1.3. Artikel 4, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:
a. een huishouden te voeren;
b. zich te verplaatsen in en om de woning;
c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;
d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
5.1.4. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
5.1.5. De Raad stelt vast dat in artikel 13 van de Vvmo de volgende woonvoorzieningen zijn genoemd: een algemene woonvoorziening, een woonvoorziening in natura, een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming. Artikel 16 van deze verordening werkt de niet algemene woonvoorzieningen uit als volgt: deze voorzieningen kunnen bestaan uit een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening, een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening, een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting, een tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving en een uitraasruimte.
5.2. De Raad stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat appellante met haar aanvraag beoogd heeft om op basis van indicatiestelling een programma van eisen te krijgen waaraan een door haar te betrekken woning, gelet op haar beperkingen, dient te voldoen.
5.3. De Raad is van oordeel dat het in de brief van 18 februari 2008 vervatte verhuisadvies - een op basis van indicatiestelling opgesteld programma van eisen - als zodanig niet gericht is op rechtsgevolg. Dit advies is geen voorziening in de zin van de Wmo en de Vvmo en het brengt geen wijziging in de rechten, plichten of aanspraken van appellante ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Wmo. De bekendmaking ervan aan appellante is dan ook te beschouwen als een mededeling van informatieve aard over het program van eisen waaraan een door appellante te zoeken woning tenminste moet voldoen, wil zij, indien zij een daartoe strekkende aanvraag indient, in aanmerking kunnen komen voor voorzieningen op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wmo. De brief van 18 februari 2008 kan dan ook niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Nu ingevolge artikel 8:1 in verbinding met artikel 7:1 van de Awb alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit in de zin van de Awb, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het College het bezwaar van appellante tegen de brief van 18 februari 2008 niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
5.4. Indien appellante een woonvoorziening ingevolge de Wmo aanvraagt en deze op grond van het verhuisadvies niet of niet geheel overeenkomstig de aanvraag wordt toegekend, kan de juistheid van dit verhuisadvies ter discussie worden gesteld in het kader van de alsdan openstaande rechtsmiddelen van de Awb. De Raad is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat deze rechtsmiddelen alsdan niet kunnen worden aangemerkt als effectieve rechtsbescherming.
5.5. Aan beoordeling van de door appellante aangevoerde beroepsgronden tegen de inhoud van het programma van eisen komt de Raad, gezien het vorenstaande, niet toe.
5.6. In het vorenstaande ligt besloten dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
RB