ECLI:NL:CRVB:2010:BO1317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAZ-uitkering en maatmaninkomen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAZ-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het besluit van het Uwv om de uitkering te herzien, vernietigd, omdat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen beperkingen waren opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst. Het Uwv heeft vervolgens een nieuw besluit genomen, waarin de herziening van de uitkering werd gehandhaafd. Appellante was van mening dat de motivering van dit nieuwe besluit niet deugde en herhaalde haar beroepsgrond over de hoogte van het maatmaninkomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en vastgesteld dat het Uwv met het rapport van bezwaarverzekeringsarts Koek het motiveringsgebrek had hersteld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht was uitgegaan van de netto winstcijfers over de boekjaren 1997, 1998 en 1999, en dat de stakingswinst, aangeduid als 'goodwill', buiten beschouwing kon worden gelaten bij de bepaling van het maatmaninkomen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.