ECLI:NL:CRVB:2010:BO1305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5424 WWB + 08-5426 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op basis van advies indicatiearts

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 augustus 2008, waarin hun aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen. Appellanten, die op 17 april 2007 een aanvraag voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten indienen, kregen op 15 mei 2007 een advies van indicatiearts A.A. Coster. Coster concludeert dat, hoewel appellant lijdt aan een psychische aandoening, de verhuizing niet medisch noodzakelijk is. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle heeft op basis van dit advies de aanvraag afgewezen, wat in bezwaar werd gehandhaafd.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen. Appellanten betogen dat het advies van Coster niet deugdelijk is en verzoeken om een onafhankelijke deskundige te benoemen voor nader medisch onderzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het College zijn besluitvorming op het advies van Coster heeft mogen baseren. Het advies is deugdelijk en goed onderbouwd, en appellanten hebben geen medische gegevens overgelegd die twijfels over de juistheid van het advies oproepen.

De Raad concludeert dat de verhuis- en inrichtingskosten waarvoor appellanten bijzondere bijstand hebben aangevraagd, niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35 van de Wet werk en bijstand. Het verzoek om een medisch deskundige te benoemen wordt afgewezen, en het hoger beroep wordt niet gehonoreerd. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/5424 WWB
08/5426 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] en [appellante] (hierna: appellanten), beiden wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 augustus 2008, 07/2038 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle (hierna: College)
Datum uitspraak: 19 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. C. van den Berg, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld. Mr. C.F. Roza is in de plaats getreden van mr. Van den Berg en heeft de gronden van het hoger beroep ingediend.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2010. Voor appellanten is verschenen mr. Roza. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door W.A. de Jong, werkzaam bij de gemeente Zwolle.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten hebben op 17 april 2007 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor verhuis- en inrichtingskosten (waaronder de kosten van dubbele huur). Op 15 mei 2007 heeft indicatiearts A.A. Coster van Ergo Advies Zwolle (hierna: Coster) op verzoek van het College geadviseerd over deze aanvraag. In haar advies concludeert Coster dat aannemelijk is dat appellant lijdt aan een psychische aandoening, maar dat op grond van die aandoening niet kan worden gesteld dat de verhuizing medisch noodzakelijk is.
1.2. Bij besluit van 15 juni 2007, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 november 2007, heeft het College de aanvraag om bijzondere bijstand van appellanten afgewezen. Aan de besluitvorming ligt het advies van Coster ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 12 november 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen deze uitspraak gekeerd. Appellanten hebben aangevoerd, kort samengevat, dat het advies van Coster naar de inhoud niet deugdelijk is, met het verzoek een onafhankelijke deskundige te benoemen voor het verrichten van een nader medisch onderzoek.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het College zijn besluitvorming op het advies van Coster heeft mogen baseren. Dit advies is deugdelijk en op inzichtelijke wijze onderbouwd, terwijl appellanten - ook in hoger beroep - geen medische of andere gegevens hebben overgelegd die twijfel doen ontstaan over de juistheid van het advies. De stukken die appellanten ter zitting van de Raad hebben overlegd betreffende de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) per 23 januari 2008 aan appellant, roepen die twijfel in ieder geval niet op. De onderliggende medische gegevens van het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen ontbreken en uit de wel overgelegde stukken valt niet af te leiden dat Coster ten tijde hier van belang een onjuiste medische inschatting heeft gemaakt.
4.2. Op basis van het advies van Coster heeft het College terecht geconcludeerd dat de verhuis- en inrichtingskosten waarvoor appellanten bijzondere bijstand hebben aangevraagd niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35 van de Wet werk en bijstand. De aanvraag om bijzondere bijstand is derhalve terecht afgewezen.
4.3. Gelet op hetgeen onder 4.1 en 4.2 is overwogen ziet de Raad geen aanleiding om, zoals appellanten in hoger beroep hebben verzocht, een medisch deskundige te benoemen voor het verrichten van een nader medisch onderzoek.
4.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en W.F. Claessens en O.L.H.W.I. Korte als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2010.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) J. de Jong.
HD