ECLI:NL:CRVB:2010:BO0735

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-360 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor kosten snorfiets

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een snorfiets, welke aanvraag door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen was afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelde. Tijdens de procedure heeft appellante haar procesbelang in twijfel getrokken, omdat het College inmiddels de kosten van de snorfiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had vergoed. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen belang meer had bij een oordeel over de aangevallen uitspraak, aangezien de kosten inmiddels waren vergoed. Hierdoor heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Raad geen aanleiding gezien om de proceskosten in hoger beroep te veroordelen, omdat de vergoeding van de kosten niet voortkwam uit de bijzondere bijstand, maar uit een andere voorziening. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep ontvankelijk kan zijn.

Uitspraak

09/360 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 15 december 2008, 08/1056 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen (hierna: College)
Datum uitspraak: 12 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.E. van Uitert, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld. Gedurende de hoger beroepsprocedure heeft mr. E.A. van Wieren de Raad meegedeeld de zaak te hebben overgenomen van mr. Van Uitert.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2010. Appellante is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Olthof, werkzaam bij de gemeente Heerenveen.
De Raad heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting het onderzoek heropend, teneinde appellante in de gelegenheid te stellen aan te tonen welk procesbelang zij nog heeft bij een oordeel over de aangevallen uitspraak. Appellante heeft dit gedaan bij brief van 6 juli 2010. Na verzending van deze brief aan het College en verkregen toestemming van beide partijen, heeft de Raad bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt sinds 28 oktober 2006 van het College bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2. Appellante heeft op 1 december 2006 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingevolge de WWB ingediend in, voor zover hier van belang, de kosten van een snorfiets. Bij besluit van 2 februari 2007 heeft het College de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Bij besluit van 15 april 2008 is het door appellante tegen het besluit van 5 februari 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe heeft het College overwogen, voor zover hier van belang, dat een snorfiets een voorziening is als bedoeld in de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en dat de Wvg moet worden aangemerkt als een voorliggende voorziening.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 15 april 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Het hoger beroep heeft enkel betrekking op de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de kosten van een snorfiets.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vast staat dat het College bij besluit van 2 december 2008 de in dit geding aan de orde zijnde kosten van een snorfiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geheel aan appellante heeft vergoed.
4.2. De gemachtigde van appellante heeft bij brief van 6 juli 2010 de Raad meegedeeld dat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.
4.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de Raad het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaren.
5.1. De gemachtigde van appellante heeft in de brief van 6 juli 2010 de Raad verzocht een beslissing te nemen over de proceskosten in hoger beroep. Appellante voert in dat verband aan dat het College de kosten van de snorfiets inmiddels geheel aan haar heeft vergoed, maar dat ten tijde van het instellen van het hoger beroep nog niet duidelijk was of de kosten van de snorfiets vergoed zouden worden.
5.2. De Raad ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen grond voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep. Hiertoe acht de Raad van belang dat het College niet alsnog bijzondere bijstand heeft toegekend, maar de kosten van de snorfiets aan appellante heeft vergoed ingevolge een andere, aan de WWB voorliggende, voorziening, zijnde de Wmo.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en A.B.J. van der Ham en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
12 oktober 2010.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) N.M. van Gorkum.
HD