ECLI:NL:CRVB:2010:BO0476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Het College had op 12 maart 2007 besloten om de aan appellant verstrekte bijstand over verschillende perioden in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 9.381,46 bruto. Dit besluit was gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door appellant, die geen melding had gemaakt van zijn detentie gedurende de genoemde perioden, met uitzondering van juni 2004.
Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het College verklaarde dit bezwaar ongegrond op 24 mei 2007. De rechtbank bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het College in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruik had kunnen maken. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, verwijzend naar zijn schizofrenie en een voorlichtingsrapport van de reclassering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant enkel de wijze van terugvordering had bestreden en dat het College had gehandeld in overeenstemming met de beleidsregel. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren die de terugvordering onaanvaardbaar zouden maken voor de gezondheid van appellant. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.