ECLI:NL:CRVB:2010:BO0385

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3085 AW-VV + 10/3086 AW-VV + 10/3088 AW-VV t/m 10/3098 AW-VV e.a.
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking verzoek voorlopige voorziening door bestuursorgaan

Op 7 oktober 2010 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een zaak waarin het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo (verzoeker) in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Verzoeker had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar trok dit verzoek in na het vinden van een praktische oplossing met de betrokkenen. De betrokkenen, vertegenwoordigd door advocaten van AbvaKabo FNV en CNV Publieke Zaak, vroegen de Raad om verzoeker te veroordelen in de proceskosten die zij hadden gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening.

De Raad overwoog dat, op basis van artikel 21a van de Beroepswet, verzoeker kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan het verzoek om voorlopige voorziening intrekt. De Raad stelde vast dat verzoeker het verzoek had ingetrokken en dat er een verzoek om veroordeling in de proceskosten was gedaan door de betrokkenen. De Raad besloot dat verzoeker in de kosten moest worden veroordeeld, die in totaal € 2.565,41 bedroegen. Deze kosten waren opgebouwd uit rechtsbijstandskosten en reiskosten voor de betrokkenen, die door hun advocaten waren gemaakt.

De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met P.W.J. Hospel als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De beslissing benadrukt de mogelijkheid voor bestuursorganen om in proceskosten te worden veroordeeld bij intrekking van een verzoek om voorlopige voorziening, en onderstreept het belang van rechtsbijstand in dergelijke procedures.

Uitspraak

10/3085 AW-VV, 10/3086 AW-VV, 10/3088 AW-VV t/m 10/3098 AW-VV, 10/3100 AW-VV, 10/3101 AW-VV en 10/3111 AW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
G E R E C T I F I C E E R D E U I T S P R A A K
met analoge toepassing van artikel 21a van de Beroepswet na intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo (hierna: verzoeker),
in verband met het hoger beroep van:
verzoeker
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 20 april 2010, 09/3077, 09/2958, 09/3081 t/m 09/3084, 09/3087, 09/3137 t/m 09/3141 en 09/3143 t/m 09/3146 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], en 15 anderen, zoals vermeld op de bij deze uitspraak gevoegde bijlage (hierna: betrokkenen)
en
verzoeker
Datum uitspraak: 7 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Namens betrokkenen 1 t/m 6 heeft mr. M.C.W.C. van der Zon, werkzaam bij AbvaKabo FNV, een verweerschrift ingediend. Namens betrokkenen 7 t/m 15 heeft mr. C. van der Steen, werkzaam bij CNV Publieke Zaak, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2010. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.T.J.H. Berns, advocaat te ’s-Hertogenbosch. Betrokkenen 4, 7 en 10 t/m 13 zijn verschenen, bijgestaan door mr. Van der Steen, voornoemd, die tevens is verschenen als gemachtigde van betrokkenen 1 t/m 3, 5, 6, 8, 9, 14 en 15. Betrokkene 16 is verschenen, bijgestaan door mr. R.G.A.M. Theunissen, advocaat te Eindhoven.
Ter zitting is met partijen overeengekomen dat de mogelijkheid om tot een praktische oplossing te komen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep wordt onderzocht, waarbij in het geval van een positief resultaat het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden ingetrokken. Mr. Theunissen, voornoemd, heeft verzocht om in dat geval een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Bij brief van 20 juli 2010 heeft verzoeker de Raad medegedeeld dat een praktische oplossing met betrokkenen is gevonden en dat hij zijn verzoek om een voorlopige voorziening intrekt.
Bij brief van 23 juli 2010 heeft mr. Van der Steen, voornoemd, mede namens mr. Van Zon, voornoemd, de Raad verzocht om verzoeker te veroordelen in de kosten van de procedure die zowel de AbvaKabo als CNV Publieke Zaak hebben gemaakt.
II. OVERWEGINGEN
1. Artikel 21a, eerste lid, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten. Voor het geval waarin het bestuursorgaan, hangende het door dit orgaan ingestelde hoger beroep, een door hem gedaan verzoek om een voorlopige voorziening intrekt, wordt volgens vaste rechtspraak (zie CRvB 11 januari 2002, LJN AD9836) aansluiting bij genoemde bepaling gezocht, zodat de voorzieningenrechter met analoge toepassing van artikel 21a van de Beroepswet op het onderhavige verzoek zal beslissen.
2. De Raad stelt vast dat verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken en dat namens betrokkenen een verzoek om veroordeling van verzoeker in de proceskosten van betrokkenen is gedaan.
3. De Raad ziet aanleiding om verzoeker te veroordelen in de kosten die betrokkenen in verband met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, ten aanzien van ieder van betrokkenen 1 t/m 6 begroot op € 109,17 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. M.C.W.C. van Zon, en € 43,67 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. C. van der Steen, derhalve in totaal € 152,84; ten aanzien van betrokkene 7 begroot op € 116,45 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. C. van der Steen, en € 28,26 aan reiskosten, derhalve in totaal € 144,71; ten aanzien van ieder van betrokkenen 8, 9, 14 en 15 begroot op € 116,45 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. C. van der Steen; ten aanzien van betrokkene 10 begroot op € 116,45 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. C. van der Steen, en € 25,70 aan reiskosten, derhalve in totaal € 142,15; ten aanzien van betrokkene 11 begroot op € 116,45 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. C. van der Steen, en € 27,30 aan reiskosten, derhalve in totaal € 143,75; ten aanzien van ieder van betrokkenen 12 en 13 begroot op € 116,45 aan rechtsbijstandskosten, verleend door mr. C. van der Steen, en € 26,90 aan reiskosten, derhalve in totaal € 143,35, en ten aanzien van betrokkene 16 begroot op € 437,- aan kosten van rechtsbijstand, verleend door mr. R.G.A.M. Theunissen, en € 28,26 aan reiskosten, derhalve in totaal € 465,26.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt verzoeker in de kosten van betrokkenen tot een bedrag van in totaal € 2.565,41.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2010.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD +B