ECLI:NL:CRVB:2010:BN8825

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2853 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling ingangsdatum bijstand zonder terugwerkende kracht in het kader van de WWB

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen ongegrond heeft verklaard. Appellant had tot en met 16 december 2007 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen en heeft zich op 18 februari 2008 gemeld bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI) om bijstand aan te vragen, met als gewenste ingangsdatum 17 december 2007. Het College heeft echter bij besluit van 25 maart 2008, gehandhaafd bij besluit van 23 mei 2008, de bijstand met ingang van 18 februari 2008 toegekend, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het rechtvaardigden om de bijstand met terugwerkende kracht te verlenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 21 september 2010 geoordeeld dat het standpunt van appellant, dat hij wegens psychische problemen niet in staat was om een aanvraag in te dienen, onvoldoende steun vindt in de medische gegevens. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag regelmatig boodschappen heeft gedaan, gesolliciteerd en met de trein heeft gereisd. De medische verklaring van de behandelend psychiater, waarin wordt gesproken over een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis, biedt geen bewijs dat appellant vóór 18 februari 2008 niet in staat was om een aanvraag in te dienen.

De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regel rechtvaardigen dat bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

09/2853 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 april 2009, 08/894 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: College)
Datum uitspraak: 21 september 2010.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft H.M. Brand, verbonden aan Amacura, geestelijke gezondheidszorg te Geleen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2010. Appellant is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J.G. Kubben, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft tot en met 16 december 2007 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontvangen. Op 18 februari 2008 heeft hij zich gemeld bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI) om bijstand aan te vragen. Daarbij heeft hij als gewenste ingangsdatum 17 december 2007 genoemd.
1.2. Bij besluit van 25 maart 2008, gehandhaafd bij besluit van 23 mei 2008, heeft het College appellant met ingang van 18 februari 2008 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend. Overwogen is dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die het rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 23 mei 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad inzake de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de WWB wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de melding bij het CWI heeft plaatsgevonden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.2. De Raad is van oordeel dat van zodanige omstandigheden niet is gebleken. Vast staat dat appellant in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag op 18 februari 2008 regelmatig boodschappen heeft gedaan, heeft gesolliciteerd en met de trein heeft gereisd. Het standpunt van appellant dat hij niettemin in de bedoelde periode wegens psychische problemen niet in staat was om een aanvraag ingevolge de WWB in te dienen, vindt onvoldoende steun in de voorhanden medische gegevens. In de brief van 4 juni 2008 van de behandelend psychiater van appellant, R. van Loo, verbonden aan Amacura te Geleen, wordt onder andere vermeld dat appellant een depressieve stoornis alsmede een persoonlijkheidsstoornis heeft die onder andere aan arbeidsactivering in de weg staan, maar uit die brief blijkt niet dat appellant vóór 18 februari 2008 geen aanvraag om bijstand kon indienen. Ook wordt in die brief niet verklaard waarom appellant op 18 februari 2008 wél maar in de maanden daarvoor niét in staat was een aanvraag om bijstand in te dienen. Die verklaring wordt evenmin gegeven in het citaat dat in het beroepschrift aan de Raad wordt aangehaald uit een voortgangsrapportage van psychiater Van Loo, waarin een andere diagnose dan in de brief van 4 juni 2008 wordt gesteld en dat vooral betrekking heeft op de situatie van appellant vanaf oktober 2008.
4.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2010.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD