ECLI:NL:CRVB:2010:BN8825
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.A. Kooijman
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- N.M. van Waterschoot
- Rechtspraak.nl
Vaststelling ingangsdatum bijstand zonder terugwerkende kracht in het kader van de WWB
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen ongegrond heeft verklaard. Appellant had tot en met 16 december 2007 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen en heeft zich op 18 februari 2008 gemeld bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI) om bijstand aan te vragen, met als gewenste ingangsdatum 17 december 2007. Het College heeft echter bij besluit van 25 maart 2008, gehandhaafd bij besluit van 23 mei 2008, de bijstand met ingang van 18 februari 2008 toegekend, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het rechtvaardigden om de bijstand met terugwerkende kracht te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 21 september 2010 geoordeeld dat het standpunt van appellant, dat hij wegens psychische problemen niet in staat was om een aanvraag in te dienen, onvoldoende steun vindt in de medische gegevens. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag regelmatig boodschappen heeft gedaan, gesolliciteerd en met de trein heeft gereisd. De medische verklaring van de behandelend psychiater, waarin wordt gesproken over een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis, biedt geen bewijs dat appellant vóór 18 februari 2008 niet in staat was om een aanvraag in te dienen.
De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de regel rechtvaardigen dat bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.