ECLI:NL:CRVB:2010:BN8777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.L. de Gier
- B.M. van Dun
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en verantwoordelijkheid voor ontbrekende stukken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 november 2008. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een Wajong-uitkering door betrokkene, die op 16 januari 2000 een aanvraag indiende. De verzekeringsarts concludeerde destijds dat betrokkene niet arbeidsongeschikt was. Appellant, het Uwv, stelde dat de aanvraag van betrokkene in 2000 was afgewezen, maar dat het besluit niet meer beschikbaar was door het schonen van dossiers na vijf jaar. Betrokkene ontkende ooit een afwijzend besluit te hebben ontvangen en stelde dat hij zich had gericht op zijn ziekte en chronische pijn.
De Raad oordeelde dat het risico dat het eerdere besluit niet meer kan worden vastgesteld, voor rekening van appellant komt. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor het kunnen aantonen van een eerdere afwijzing, vooral als het gaat om de toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat het niet aanvaardbaar is om het risico van het ontbreken van een besluit bij de burger te leggen. De uitspraak leidde tot een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van betrokkene, die werden vastgesteld op € 644,-.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij D.J. van der Vos als voorzitter fungeerde. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de Raad bevestigde dat de eerdere afwijzing niet kon worden aangenomen zonder bewijs van een besluit.