[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 november 2009, 09/17 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf (hierna: College)
Datum uitspraak: 14 september 2010
Namens appellante heeft mr. B. Bentem, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2010. Voor appellante is verschenen mr. Bentem. Het College heeft zich, zoals vooraf bericht, niet laten vertegenwoordigen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 3 september 2008 heeft het College van appellante het aan haar en haar voormalige partner betaalbaar gestelde bedrijfskrediet, vermeerderd met de achterstallige rente, teruggevorderd tot een bedrag van € 31.993,87.
1.2. Tegen dit besluit heeft appellante op 16 oktober 2008 bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 4 december 2008 heeft het College dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 4 december 2008 ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.2. Het besluit van 3 september 2008 is niet aangetekend verzonden. Het College stelt zich op het standpunt, met verwijzing naar het systeem van postverzending binnen de gemeente, dat dit besluit op 3 september 2008 aan appellante is verzonden. Appellante betwist dat het besluit op deze datum is verzonden. Zij heeft aangevoerd dat de beslissing op bezwaar van 4 december 2008 pas op 6 december 2008 door haar gemachtigde is ontvangen. Naar de mening van appellante volgt daaruit dat niet vaststaat dat het besluit van 3 september 2008 daadwerkelijk op die datum is verzonden, zodat geen termijnoverschrijding aan de orde is.
3.3. De Raad onderschrijft dit standpunt van appellante niet. Appellante erkent dat zij het besluit heeft ontvangen, maar zij weet niet wanneer. Hieruit moet worden afgeleid dat het besluit is verzonden en dat de aanbieding van het poststuk met het besluit aan het adres van appellante heeft plaatsgevonden. Reeds omdat appellante niet weet wanneer zij het besluit heeft ontvangen, gaat de Raad ervan uit dat het besluit daadwerkelijk op 3 september 2008 is verzonden. Het bij schrijven van 16 oktober 2008 gemaakte, door het College op 17 oktober 2008 ontvangen, bezwaar is derhalve ingediend na de in artikel 6:7 van de Awb voorgeschreven termijn van zes weken, die eindigde op 15 oktober 2008.
3.4. Appellante heeft aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Appellante verwijst hiervoor naar omstandigheden gelegen in de privésfeer, waaronder een gewelddadige partner en een echtscheidingsprocedure, waardoor sprake was van psychische overmacht. In hetgeen appellante heeft aangevoerd is naar het oordeel van de Raad geen grond gelegen voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De Raad overweegt daartoe dat niet gebleken is dat appellante niet tijdig een - desnoods summier - bezwaarschrift had kunnen laten indienen. Appellante heeft haar standpunt niet door middel van bijvoorbeeld een verklaring van een psychiater onderbouwd. Het College heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 3 september 2008 daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2010.