ECLI:NL:CRVB:2010:BN7862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6852 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tegemoetkoming voor thuiswonende gehandicapte kinderen op basis van de TOG 2000

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Appellante had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG 2000) voor haar zoon, die lijdt aan de VACTERL-associatie en verschillende beperkingen heeft. De SVB had de aanvraag afgewezen op basis van de scores die waren vastgesteld met het Beoordelingsinstrument TOG, waarbij de score van de zoon van appellante onder het vereiste minimum lag. Appellante was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de SVB ten onrechte geen rekening had gehouden met de ernst van de beperkingen van haar zoon en de impact daarvan op haar eigen situatie.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de SVB zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de scores, berekend aan de hand van het Beoordelingsinstrument TOG, niet voldoende waren voor een tegemoetkoming. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de bijzondere omstandigheden van haar situatie, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de SVB niet verplicht was om af te wijken van de beleidsregels. De Raad heeft bevestigd dat de TOG 2000 bedoeld is om ouders te ondersteunen die een ernstig gehandicapt kind thuis verzorgen, maar dat de beoordeling van de SVB in dit geval correct was.

De uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante tegen het besluit van de SVB ongegrond had verklaard, werd door de Raad bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de objectieve criteria die in de TOG 2000 zijn vastgesteld voor het toekennen van tegemoetkomingen aan ouders van gehandicapte kinderen.

Uitspraak

09/6852 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 november 2009, 09/1188 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB).
Datum uitspraak: 15 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2010. Appellante is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes, werkzaam bij de SVB en drs. G.A.C.G. Durlinger, arts bij ClientFirst Intermediairs te Zeist.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft een zoon [naam zoon], geboren [in] 2005, waarbij de diagnose VACTERL-associatie is gesteld. [naam zoon] heeft een aangeboren vernauwing van de slokdarm, afwijkingen aan de linkerhand en rechterarm en een cyste in de wervelkolom. Voorts heeft hij slaapproblemen. In verband hiermee heeft appellante op
22 mei 2008 een tegemoetkoming aangevraagd op grond van de Regeling tegemoetkoming thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (hierna: TOG 2000). Daarbij heeft appellante informatie van de behandelde artsen gevoegd.
1.2. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft J.A.C.M. Rijntjens, arts, medisch beoordelaar van ClientFirst Intermediairs te Zeist (hierna: ClientFirst) op 14 juli 2008 aan SVB een medisch advies uitgebracht. Daarbij is aangegeven dat er bij [naam zoon] sprake is van door ziekte of stoornis veroorzaakte beperkingen. Deze zijn beoordeeld met behulp van het Beoordelingsinstrument TOG, waarbij een score van dertien punten is vastgesteld. Eén punt voor medische verzorging in verband met hulp met orthesen en voor de onderdelen lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezighouden/handreikingen elk twee punten.
1.3. Bij besluit van 23 juli 2008 heeft de SVB de aanvraag afgewezen en aangegeven dat appellant met ingang van het vierde kwartaal van 2008 geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000. Het aantal punten dat CliëntFirst voor [naam zoon] heeft bepaald ligt onder het vereiste minimumaantal van vijftien, op grond waarvan is geconcludeerd dat [naam zoon] niet aanzienlijk meer afhankelijk is van geregelde oppassing en verzorging dan een gezond kind van zijn leeftijd.
1.4. Appellante heeft tegen het besluit van 23 juli 2008 bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij aangegeven dat er geen juridische grondslag is voor het door de SVB gehanteerde puntensysteem, hetwelk voorts niet inzichtelijk is. Voorts kan appellante zich niet verenigen met de wijze waarop punten zijn toegekend. Ondanks dat [naam zoon] ernstig beperkt is in zijn mobiliteit zijn op dat aspect geen punten toegekend. Volgens appellante is op het onderdeel medische verzorging (hulp bij orthesen) ten onrechte slechts volstaan met één punt. De spalkjes vereisen intensieve zorg door de ouders. Ook op het aspect gedragspathologie zijn ten onrechte geen punten toegekend. [naam zoon] heeft een slaaptrauma hetwelk zowel bij hem als zijn ouders een chronisch slaaptekort veroorzaakt. Ten slotte wijst appellante op invloed van de handicap van [naam zoon] op haar eigen situatie en die van haar partner. Appellante is ernstig overbelast als gevolg van de zorg voor [naam zoon] in combinatie met haar baan als lerares. Ook haar partner, die een spierziekte heeft, is overbelast en zeer beperkt in het op zich nemen van zorgtaken.
1.5. Naar aanleiding van het bezwaar heeft ClientFirst bij brief van 9 januari 2009 opnieuw een medisch advies uitgebracht. Daarbij heeft de arts G.A.C.G. Durlinger gerapporteerd dat [naam zoon] in aanmerking komt voor twee punten voor medische verzorging, zodat de totale score veertien punten wordt.
1.6. Bij besluit van 23 januari 2009 heeft de SVB het bezwaar van appellante tegen het besluit van 23 juli 2008 ongegrond verklaard. De SVB heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat de beleidsregels en het Beoordelingsinstrument TOG een wettelijke basis hebben in de TOG 2000. Voor wat betreft de mobiliteit is opgemerkt dat [naam zoon] niet beperkt is in het lopen of in de loopafstand. De zorgscore op het aspect medische verzorging is in overeenstemming met het advies van Durlinger verhoogd naar twee punten. Op het aandachtsgebied gedrag zijn geen punten toegekend omdat op gedragspathologisch vlak geen kinderpsychiatrische diagnose is vastgesteld en op het vragenformulier geen gedragsproblemen zijn vermeld. Wat betreft de begeleiding buitenshuis is de maximale score van twee punten toegekend. De impact van het slaaptrauma van [naam zoon] is tot uitdrukking gebracht in het aandachtsgebied bezighouden/handreikingen met een maximale score van twee punten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 23 januari 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [naam zoon] gelet op de aan de hand van het Beoordelingsinstrument TOG berekende scores, niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
3.1. Appellante heeft hoger beroep ingesteld en nagenoeg dezelfde argumenten als in bezwaar en beroep aangevoerd. Daarbij is voorts gesteld dat de SVB op grond van de bijzondere omstandigheden van dit geval gehouden is gebruik te maken, van haar uit artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgende verplichting af te wijken van de beleidsregels.
3.2. De SVB heeft het standpunt van appellante gemotiveerd bestreden en ziet, gelet op het doel van de beleidsregels - een uitwerking van de begrippen ‘geregelde verzorging’ en ‘geregelde oppassing’ waarvan een kind afhankelijk is in vergelijking met een kind van dezelfde leeftijd - geen mogelijkheid van de beleidsregels af te wijken onder toepassing van artikel 4:84 van de Awb.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt voorop dat de TOG 2000 tot doel heeft ouders/verzorgers die een zeer ernstig gehandicapt kind thuis verzorgen, terwijl dit kind gelet op de aard en mate van zijn handicap in een intramurale AWBZ-instelling geplaatst zou kunnen worden, financieel tegemoet te komen.
4.2.1. In artikel 2 van de TOG 2000 is bepaald dat als kind wordt aangemerkt een persoon tussen de 3 en 18 jaar, die ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard waardoor hij blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt is.
4.2.2. In artikel 3 van de TOG 2000 is - kort gezegd - bepaald dat als (voorlopig) blijvend gehandicapt wordt aangemerkt het kind dat (a) aanzienlijk meer afhankelijk is van geregelde verzorging en oppassing dan een gezond kind van dezelfde leeftijd en (b) aanspraak kan maken op opname in een AWBZ-instelling.
4.2.3. In artikel 4, eerste lid, van de TOG 2000 is bepaald dat de natuurlijke persoon die hier te lande woont en tot wiens huishouden het kind hier te lande op de peildag behoort, over dat kalenderkwartaal recht heeft op een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van dat kind op grond van deze regeling.
4.2.4. Bij de beoordeling of sprake is van afhankelijkheid van geregelde oppassing en verzorging als bedoeld in artikel 3, onder a, van de TOG 2000 wordt door de SVB, overeenkomstig daartoe opgestelde beleidsregels, gepubliceerd in Stcrt. 2007, 103, vastgesteld of en in welke mate het kind is aangewezen op hulp met betrekking tot de volgende aspecten: lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging (de categorie verzorging) en gedragsproblemen, communicatiegebreken, de onmogelijkheid alleen thuis te zijn, begeleiding buitenshuis en handreikingen en begeleiding (de categorie oppassing). Per subcategorie wordt beoordeeld of het kind in sterke of in lichte mate afhankelijk is van hulp, toezicht en begeleiding. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met de mate van hulp, toezicht en begeleiding die een gezond kind van dezelfde leeftijd nodig heeft.
4.2.5. De SVB hanteert bij die beoordeling een interne uitvoeringsrichtlijn voor deskundigen, het zogenoemde Beoordelingsinstrument TOG. Dit Beoordelingsinstrument zoekt aansluiting bij de toelichting van de TOG 2000 en de door de SVB opgestelde beleidsregels. In het Beoordelingsinstrument wordt een nadere uitwerking gegeven aan de in het beleid genoemde beoordelingsthema's, waarbij per thema, afhankelijk van de zorgzwaarte, 0, 1 of 2 punten worden toegekend. Om te kunnen spreken van aanzienlijk meer afhankelijk zijn van geregelde oppassing en verzorging dan een gezond kind van dezelfde leeftijd, hanteert de SVB een minimale score van 15 punten voor kinderen van drie jaar, 13 voor kinderen van vier en vijf jaar, 11 voor kinderen van zes en zeven jaar, 9 punten voor kinderen van acht en negen jaar, 8 punten voor kinderen van tien en elf jaar en 6 punten voor kinderen van twaalf jaar en ouder.
4.3. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is niet gebleken dat het Beoordelingsinstrument als zodanig in strijd komt met enige regel van geschreven of ongeschreven recht of met enig algemeen rechtsbeginsel. Het Beoordelingsinstrument kan in beginsel dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 worden genomen.
4.4. De Raad stelt vast dat [naam zoon] in het vierde kwartaal van 2008 drie jaar is geworden zodat de SVB haar beoordeling terecht heeft gebaseerd op de Regeling, de beleidsregels en het Beoordelingsinstrument zoals die gelden sinds 1 juli 2008.
4.5. De grief van appellante dat de SVB gelet op de bijzondere situatie van appellante en haar partner met toepassing van artikel 4:84 van de Awb de Beleidsregels en het Beoordelingsinstrument buiten toepassing had moeten laten, treft naar het oordeel van de Raad geen doel. De Raad is met de SVB van oordeel dat hiervoor bij wetsinterpreterende beleidsregels als de onderhavige geen ruimte is.
4.6. Voor wat betreft de zorgscore, onderschrijft de Raad hetgeen in de aangevallen uitspraak daarover is overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijnen. Het is ook de Raad niet gebleken dat de slaapproblemen van [naam zoon] - door daarmee rekening te houden bij het aspect bezighouden/handreikingen - en zijn mobiliteitsproblemen door de SVB onvoldoende in ogenschouw zijn genomen.
4.7. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. de Jong.
JvS