ECLI:NL:CRVB:2010:BN7797

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1444 WAO + 10-2510 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) opnieuw per 16 april 2008 als 45 tot 55% arbeidsongeschikt was beoordeeld. Appellante stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was uitgevoerd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische aandoeningen bij het opstellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er in de beschikbare medische gegevens geen steun te vinden was voor de stelling dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en merkte op dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor het Uwv om de gemachtigde van de verzekerde uit te nodigen bij het medisch onderzoek. De Raad bevestigde dat de FML van 16 april 2008 juist was en dat appellante in staat werd geacht de voorgehouden functies te vervullen, waaronder arbeidsbemiddelaar en schadecorrespondent. De beroepsgrond van appellante werd verworpen, en het beroep tegen het besluit van 25 februari 2010 werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

10/1444 WAO + 10/2510 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 januari 2010, 08/3566 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Koelewijn, advocaat te Uden, hoger beroep ingesteld.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 25 februari 2010 een nieuw besluit genomen, steunend op de rapportage van bezwaararbeidsdeskundige G.C.M. van Heeswijk van 22 februari 2010. Bij brief van 6 mei 2010 heeft appellante hiertegen gronden ingebracht.
Het Uwv heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Koelewijn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.G. de Jong.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij aangevallen uitspraak, waarbij de rechtbank haar oordeel heeft uitgesproken ter zake de mate van appellantes ongeschiktheid met ingang van 16 april 2008, is het beroep gegrond verklaard. In het kader van de procedurele beroepsgronden heeft de rechtbank overwogen dat er geen beletstel is dat eraan in de weg staat dat het Uwv in de bezwaarfase een onderzoek laat verrichten door een verzekeringsarts waarbij de rechtbank opmerkt dat ook onderzoek is verricht door een bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank heeft met betrekking tot de medische grondslag van het besluit van
2 september 2008 op grond van de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gezien de door de verzekeringsarts J. Broux op 16 april 2008 vastgestelde en door bezwaarverzekeringsarts A.J. Hoffman op 15 augustus 2008 voor akkoord bevonden beperkingen voor onjuist te houden. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het besluit van 2 september 2008 heeft de rechtbank evenwel overwogen dat onvoldoende is gemotiveerd dat appellante in staat moet worden geacht beroepsmatig aan het verkeer deel te nemen, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat de functies leerplichtambtenaar (Sbc-code 763071) en reservefunctie chauffeur bijzonder vervoer (Sbc-code 282101) passend zijn. Gelet hierop heeft de rechtbank het besluit van 2 september 2008 vernietigd. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen met inachtneming van het door haar overwogene een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
2. In hoger beroep heeft appellante in essentie de in bezwaar en beroep opgeworpen gronden herhaald. Deze komen er op neer dat het Uwv geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht; dat er onvoldoende met de bij appellante bestaande aandoeningen rekening is gehouden bij het opstellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dus de appellante voorgehouden functies als ongeschikt dienen te worden beschouwd.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in de beschikbare medische gegevens geen steun kan worden gevonden voor appellantes stelling dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geschied. De Raad onderschrijft de overweging die in dit verband door de rechtbank is gegeven. De Raad wijst in dit kader tevens op het ontbreken van een voor het Uwv geldende (wettelijke) verplichting om bij het verrichten van een medisch onderzoek de gemachtigde van de verzekerde uit te nodigen.
3.3. Wat betreft de vastgestelde medische beperkingen kan de Raad zich eveneens vinden in het oordeel van de rechtbank en maakt de overwegingen van de rechtbank ter zake tot de zijne. Hierbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat in hoger beroep geen (nieuwe) medische informatie is ingebracht.
3.4. Het hiervoor overwogene leidt er toe dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.1. Nu het besluit van 25 februari 2010 niet geheel aan het beroep van appellante tegemoet komt, wordt het hoger beroep ingevolge de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit. Bij dit besluit is appellante opnieuw per 16 april 2008 45 tot 55 % arbeidsongeschikt bevonden.
4.2. Voor zover de tegen dit besluit gerichte gronden zien op de medische grondslag, verwijst de Raad naar hetgeen onder 3.2 en 3.3 is overwogen. Het besluit van 16 april 2008 brengt hierin geen wijziging.
4.3. Naar aanleiding van de aangevallen uitspraak zijn de functies leerplichtambtenaar (Sbc-code 763071) en chauffeur bijzonder vervoer (Sbc-code 282101) niet langer gehandhaafd. Door bezwaararbeidsdeskundige Van Heeswijk is het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem nader geraadpleegd en is de functie schadecorrespondent (Sbc-code 516080) geduid. De schatting wordt daarmee gebaseerd op de functies arbeidsbemiddelaar, personeelsfunctionaris (Sbc-code 763100), schadecorrespondent (Sbc-code 516080) en telefonist, receptionist (Sbc-code 315120). De Raad is van oordeel dat appellante, uitgaande van de juistheid van de FML van 16 april 2008 en gelet op de toelichting van bezwaararbeidsdeskundige Van Heeswijk in zijn rapportages van 18 juni 2008 en 22 februari 2010, in staat moet worden geacht voornoemde functies te kunnen vervullen. Gelet op hetgeen daarover ter zitting naar voren is gebracht staat voor de Raad genoegzaam vast dat de betrokken functies op 16 april 2008 aanwezig waren. De beroepsgrond van appellante op dit punt slaagt niet. Evenmin kan appellante worden gevolgd in haar stelling dat voor de functie schadecorrespondent een opleiding is vereist nu dit uit de op deze functie betrekking hebbende stukken niet blijkt.
5. Het beroep van appellante tegen het besluit van 25 februari 2010 is gelet op het voorgaande ongegrond.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 25 februari 2010 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en W.D.M. van Diepenbeek als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) D.E.P.M. Bary.
TM